Dit is een vraag die professionals in de gezondheidszorg bijna elke dag moeten beantwoorden. Wanneer zij werken met patiënten en families die beslissingen nemen over de gezondheidszorg, is het doel om de zorg in de juiste richting te sturen. Hoeveel controle moeten patiënten hebben over hun keuzes in de gezondheidszorg? Ligt het antwoord niet voor de hand? Het meest intuïtieve antwoord zou zijn “zoveel mogelijk controle”. Waarom zou een patiënt geen controle willen hebben over zijn of haar beslissingen in de gezondheidszorg? Wanneer zou een patiënt niet in staat zijn om zijn zorgkeuzes volledig te controleren?
Het ethische principe van autonomie, dat vele definities kent, wordt zeer gewaardeerd bij de besluitvorming over persoonlijke gezondheidszorg. Autonomie moet worden overwogen wanneer het kenmerken heeft die betrekking hebben op mensen, zelfbepaling of zelfbestuur, die allemaal relevant zijn voor het nemen van beslissingen in de gezondheidszorg.
Twee concepten zullen helpen bij het beantwoorden van onze vraag. Ten eerste, om autonoom te zijn (letterlijk een zelf-wetgever), moet een individu over voldoende kennis beschikken om alle opties die relevant zijn voor de te nemen zorgbeslissing te onderzoeken en te onderzoeken.
Deze gespecialiseerde kennis ligt buiten het bereik van de meeste patiënten, zodat zij moeten vertrouwen op zorgverleners om hen de informatie te presenteren die zij missen (vaak in een versimpelde versie). Patiënten kunnen behoorlijk goed op de hoogte zijn van hun ziekte, maar zij kennen meestal niet het hele verhaal.
Zelfs een arts die patiënt wordt, kan zijn objectiviteit over specifieke details van de behandeling verliezen. Het is de plicht van de beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg die een behandeling voorstelt, om de relevante informatie te verstrekken die nodig is om de patiënt in staat te stellen een weloverwogen beslissing te nemen.
Ten tweede verkeert de patiënt vaak in een gestoorde toestand die een volledig weloverwogen besluitvorming op zijn best bemoeilijkt. De patiënt kan pijn hebben, emotioneel getraumatiseerd zijn of op de een of andere manier niet in staat zijn een volledig emotieloze, rationele beslissing te nemen. Het vermogen om geïnformeerde toestemming te geven kan worden aangetast door ziekte, ontkenning en meerdere factoren. In dergelijke gevallen moet ervoor worden gezorgd dat de teams niet terugvallen op de oude standaard waarbij een patiënt onbekwaam wordt geacht als hij het niet eens is met het zorgplan van het team. Het team is verplicht om de besluitvorming en de betrokkenheid van de patiënt bij de medische behandeling te vergemakkelijken en zijn waardigheid te vergroten. Kortom, het zorgteam moet de patiënt altijd uitnodigen en aanmoedigen om deel te nemen.
Nu over de reikwijdte van autonomie: autonomie is beperkt wanneer de uitoefening ervan schade toebrengt aan iemand anders of schadelijk kan zijn voor de patiënt. Wanneer de schade aan anderen voldoende ernstig is, heeft dit voorrang op het beginsel van autonomie. In sommige gevallen zal het team niet in staat zijn autonome beslissingen volledig te respecteren. Bovendien is autonomie beperkt wanneer de uitoefening ervan in strijd is met het medisch geweten van de arts/het zorgteam.
Als een patiënt bijvoorbeeld antibiotica wil voor een virusinfectie of nierdialyse voor urine-incontinentie, dan zal de arts dat weigeren omdat antibiotica geen virussen bestrijden en dialyse geen incontinentie behandelt. Tegelijkertijd zijn er mogelijk negatieve gevolgen voor deze behandelingen. Soms, als een patiënt een beslissing neemt die binnen het team morele onrust veroorzaakt, kan het nodig zijn om vast te stellen of de patiënt de omvang of de volledige implicaties van zijn beslissing inziet.
Hoewel het heel juist is om te zeggen dat in sommige omstandigheden andere overwegingen voorrang hebben boven de wensen van individuen (bijvoorbeeld als iemand ‘irrationele’ wensen heeft of als ze vermijdbare schade zullen toebrengen aan anderen), moet autonomie breder worden opgevat. Welzijn van de patiënt en autonomie gaan hand in hand. Autonomie moet niet noodzakelijkerwijs worden gezien als ‘controle van de patiënt over de besluitvorming’, maar als een klinische realiteit die bestaat uit voorlichting, gesprek en zorg voor het welzijn van de patiënt.
Het is nuttig voor zorgverleners om autonomie niet te zien als een onstoffelijk beginsel of als iets dat volledig verloren is als een keuzerecht wordt ontzegd, maar eerder als een kwestie van de mate waarin het wordt gehonoreerd, gericht op het bieden van respectvolle zorg aan de patiënt. De implicatie is dat zodra informatie die relevant is voor de behandeling beschikbaar is en de patiënt in staat wordt geacht beslissingen te nemen over de behandeling, de zorgverleners die de behandeling voorstellen de keuze van de patiënt niet mogen verhinderen, tenzij het respecteren van de wensen schade zou berokkenen aan anderen, of het welzijn van de patiënt ernstig zou ondermijnen.
Fundamenteel gezien is autonomie de spil van de gezondheidszorg. Aandacht voor #patiëntenautonomie (in de breedste zin van het woord) moet altijd het uitgangspunt zijn bij interventies die de waardigheid van patiënten beogen te vergroten.
Daarnaast moeten de kwesties worden opgelost met behulp van de juiste morele redenering, heldere communicatie, uitgebreide beoordeling van de situatie, respect empathie en persoonlijk oordeel.