De term “non-profit” betekent verschillende dingen voor veel verschillende mensen. Het is een veelgebruikt woord zonder een gemeenschappelijk begrip tussen schrijver en lezer. Mensen gebruiken de woorden “non-profit” en “belastingvrijgesteld” vaak door elkaar. Het Congres heeft bijna drie dozijn soorten van belasting vrijgestelde organisaties gecreëerd in verschillende secties van de belasting code. Deze omvatten Sectie 501(c)(4) (sociale welzijnsorganisaties, huiseigenaarsverenigingen, en vrijwillige brandweerbedrijven), Sectie 501(c)(5) (omvat vakbonden), Sectie 501(c)(6) (omvat kamers van koophandel), en Sectie 501(k) (kinderzorgorganisaties). In elke sectie worden bepaalde voorwaarden genoemd waaraan moet worden voldaan om te worden vrijgesteld van het betalen van federale inkomstenbelastingen. De enige algemene voorwaarde is dat er geen winst mag worden uitgekeerd (“geen enkel deel van de netto-opbrengst van de organisatie mag ten goede komen aan een particuliere aandeelhouder of particulier”); vandaar de term “non-profit”. Sectie 501(c)(3) van de belastingwet verwijst naar “openbare liefdadigheidsinstellingen” (ook bekend als charitatieve non-profitorganisaties) en “particuliere stichtingen”. De belastingwet beschouwt “kerken en religieuze organisaties” (die de IRS definieert als moskeeën, synagogen, tempels en andere gebedshuizen) als “openbare liefdadigheidsinstellingen”
.