In januari 1692 werd een groep jonge meisjes in Salem Village, Massachusetts verteerd door verontrustende “toevallen” die gepaard gingen met toevallen, gewelddadige krampaanvallen en bloedstollend geschreeuw. Een dokter stelde vast dat de kinderen het slachtoffer waren van zwarte magie, en in de daaropvolgende maanden verspreidden beschuldigingen van hekserij zich als een virus door de kleine puriteinse nederzetting. Twintig mensen werden uiteindelijk als heks terechtgesteld, maar in tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, werd geen van de veroordeelden op de brandstapel gezet. In overeenstemming met de Engelse wet werden 19 van de slachtoffers van de heksenvervolging van Salem naar de beruchte galgenheuvel gebracht om er te worden opgehangen. De bejaarde Giles Corey werd met zware stenen doodgedrukt nadat hij weigerde onschuldig of schuldig te pleiten. Nog meer beschuldigde tovenaars stierven in de gevangenis in afwachting van hun proces.
De mythe van de brandstapels in Salem is hoogstwaarschijnlijk geïnspireerd op Europese heksenprocessen, waar executie door vuur een verontrustend gangbare praktijk was. Middeleeuwse wetboeken, zoals de “Constitutio Criminalis Carolina” van het Heilige Roomse Rijk, bepaalden dat kwaadwillige hekserij door het vuur moest worden bestraft, en kerkleiders en plaatselijke overheden zagen toe op de verbranding van heksen in delen van het huidige Duitsland, Italië, Schotland, Frankrijk en Scandinavië. Historici schatten dat tijdens de heksenverbrandingshysterie die tussen de 15e en de 18e eeuw haar hoogtepunt bereikte, in Europa ongeveer 50.000 mensen als heks zijn terechtgesteld. Veel van deze slachtoffers werden eerst opgehangen of onthoofd, maar hun lichamen werden meestal nadien verbrand om ze te beschermen tegen postmortale tovenarij. Andere veroordeelde heksen leefden nog toen ze in de vlammen opgingen en moesten een ondraaglijke dood ondergaan door verbranding en het inademen van giftige dampen.