Verschillende soorten bodem – zand, silt, klei en leem
Bodem kan op vele manieren worden gedefinieerd. In de weg- en waterbouwkunde is de bodem een natuurlijk voorkomend, los/ongecementeerd/zwak gecementeerd/relatief ongeconsolideerd mineraal deeltje, organisch of anorganisch van karakter, dat over het vast gesteente ligt en door verwering van gesteenten is gevormd. Bodem wordt gevormd door verschillende deeltjes zoals grind, rots, zand, silt, klei, leem en humus.
Zand Silt en Klei.
In dit artikel bespreken we de eigenschappen, kenmerken, grootte, vorm en bestanddelen van de kleinste grondsoorten, namelijk zand, silt, klei en leem.
1. Zand
Het is het meest gebruikte bouwmateriaal. Het bestaat uit deeltjes van gesteente en harde mineralen, zoals siliciumdioxide. Het is het grootste type bodemdeeltjes, waarbij elk deeltje met het blote oog zichtbaar is. De grote, relatief stabiele zanddeeltjes vergroten de beluchting van de bodem, verbeteren de drainage in krappe bodems en zorgen voor plantengroei ondersteunende kwaliteiten, oftewel kantelen.
Zand
De korrelgrootte van grof zand varieert van 2 – 4,75 mm, van middelzwaar zand van 0,425 – 2 mm en van fijn zand van 0,075 – 0,425 mm. De grotere korrelgrootte van het zand geeft natte of droge zandgrond een korrelige textuur als je het tussen je vingers wrijft, en het maakt de grond licht en kruimelig, zelfs als je het in je hand probeert samen te plakken. De vorm van de deeltjes is hoekig, subhoekig, afgerond, plat of langwerpig. De textuur is ruw, glad of gepolijst.
2. Silt
Silt is een sedimentmateriaal met een tussengrootte tussen zand en klei. Meegevoerd door water tijdens overstromingen vormt het een vruchtbare afzetting op de bodem van valleien. De deeltjesgrootte van slib varieert van 0,002 tot 0,06 mm.
Slib in natte toestand
Slib is door zijn fijnheid een niet-plastisch of weinig plastisch materiaal. Door zijn fijnheid wordt het, als het nat is, een gladde modder die je gemakkelijk in je hand tot ballen of andere vormen kunt vormen, en als slibgrond erg nat is, mengt het zich naadloos met water tot fijne, vloeibare modderplassen.
3. Klei
Kleideeltjes zijn de fijnste van alle bodemdeeltjes, die minder dan 0,002 mm groot zijn. Het bestaat uit microscopische en submicroscopische deeltjes die ontstaan bij de chemische afbraak van gesteenten. Klei is een fijnkorrelige, cohesieve grond. Ze kleven gemakkelijk aan elkaar en vormen een kleverige of kleverige textuur wanneer ze nat of droog zijn.
Klei bij menging met water
Klei bestaat voor meer dan 25 procent uit klei, en door de ruimten tussen kleideeltjes houdt kleigrond een grote hoeveelheid water vast. Klei zet uit wanneer het in contact komt met water en krimpt wanneer het droog wordt. Vergeleken met zanddeeltjes, die over het algemeen rond zijn, zijn kleideeltjes dun, plat en bedekt met kleine plaatjes. Organische klei is zeer samendrukbaar en is zeer sterk als hij droog is, daarom wordt hij in de bouw gebruikt als modderspecie.
4. Leem
Loem is een mengsel van klei, zand en silt en profiteert van de kwaliteiten van deze 3 verschillende texturen, wat het vasthouden van water, luchtcirculatie, drainage en vruchtbaarheid bevordert. Deze bodems zijn vruchtbaar, gemakkelijk te bewerken en zorgen voor een goede drainage. Afhankelijk van hun overheersende samenstelling kunnen ze zandig of kleiig leem zijn.
Loem
De manier waarop de andere deeltjes in de grond samenkomen, maakt de leem. Bijvoorbeeld, een bodem die voor 30% uit klei, 50% uit zand en 20% uit slib bestaat is een zandige klei leem, met de grondsoorten voor “leem” gerangschikt in de volgorde waarin hun deeltjes het meest dominant zijn in de leem. De labels “klei leem”, “silt leem” en “zand leem” worden gebruikt om te verwijzen naar bodems die hoofdzakelijk uit deze ingrediënten bestaan.