Enterocele is gedefinieerd als een met peritoneum bekleed zakje dat door de bekkenbodem heengaat, meestal tussen de vagina en het rectum. Nichols en Randall hebben vier typen beschreven, waaronder tractie, congenitaal, pulsie en iatrogeen. Tractie-enterocele is waarschijnlijk de meest voorkomende en komt voor als gevolg van apicale prolaps van baarmoeder en vagina. Cystocele en rectocele komen meestal samen voor met tractie-enterocele. Congenitale enterocele is zeldzaam en kan het gevolg zijn van bindweefsel- en neurologische aandoeningen zoals spina bifida. Congenitale enterocele kan onafhankelijk van andere vormen van prolaps voorkomen. Pulsie enterocele is het gevolg van een langdurige verhoging van de intra-abdominale druk en kan gepaard gaan met een massale prolaps. Tenslotte is een iatrogene enterocele het gevolg van postoperatieve elevatie van de vaginale as uit zijn normale horizontale as naar het verticale vlak, zoals kan gebeuren na colposuspensie.
De pathofysiologie van enterocele is omstreden. Eén theorie stelt een defect in de fibromusculaire vaginale buis voor met een discreet defect van de pubocervicale en recto-vaginale muscularis aan de vaginale apex. Deze theorie stelt voor dat prolaps het gevolg is van discrete breuken in de endopelvische fascia in plaats van uitrekking of verzwakking. Histologische monsters van peritoneum direct grenzend aan vaginaal epitheel (zonder tussenliggende muscularis) zijn gerapporteerd, maar zijn zeldzaam. In een andere histologische studie van enteroceles, werden 13 vrouwen met posthysterectomie prolaps en enterocele vergeleken met 5 vrouwen die hysterectomie zonder prolaps ondergingen en 13 vrouwen die radicale hysterectomie ondergingen. Bij geen enkele vrouw met enterocele was het buikvlies direct in contact met het vaginale epitheel. De gemiddelde dikte van de vaginale wandmusculatuur was vergelijkbaar tussen de drie groepen, met een iets dikkere musculatuur bij de vrouwen met enterocele. Deze studie suggereerde dat enterocele voornamelijk werd veroorzaakt door een verlies van de vaginale steun aan de endopelvische fascia.