Je herinnert je misschien nog wel hoe je als klein kind naar je handen zat te staren na het baden, geïntrigeerd door hoe je kleine, gladde handen waren veranderd in een gerimpeld paar. “Kijk mam, ik heb oma’s handen,” heb je misschien gezegd.
Eeuwenlang waren “pruimvingers”, of wat wetenschappers “rimpelvorming door onderdompeling in water” noemen, een mysterie. Niemand wist precies hoe het kwam of waarom. Veel wetenschappers schreven de rimpels toe aan osmose, en beweerden dat de huid vol water kwam te zitten. Twee recente belangrijke waarnemingen ondermijnen echter dit gangbare antwoord. Ten eerste, rimpels door onderdompeling in water komen slechts op twee plaatsen op het lichaam voor: de handen en de voeten. Ten tweede, wanneer een bepaalde zenuw wordt doorgesneden, wordt de huid niet langer poreus na blootstelling aan water. De selectiviteit van water-immersie rimpels en het verband met het zenuwstelsel suggereert een ander, complexer antwoord.
In 2003 ontdekte neuroloog Einar Wilder-Smith dat rimpels door onderdompeling in water worden veroorzaakt door de vernauwing van bloedvaten. Hij ontdekte dat wanneer water door de zweetklieren in handen en voeten diffundeert, de concentratie van ionen in het huidweefsel verandert en dit een reflex opwekt die bepaalde bloedvaten vernauwt. Wanneer deze bloedvaten vernauwen, ontstaan er rimpels.
Heeft dit merkwaardige verschijnsel misschien een doel? Toen neurobioloog Mark Changizi zag dat de groeven op onze vingers veel weg hebben van “bandensporen”, stelde hij dat deze rimpels onze handen meer grip geven op voorwerpen, net zoals bandensporen auto’s meer grip geven door water af te voeren. Een studie uit 2013 wees inderdaad uit dat de rimpels mensen in staat stelden natte voorwerpen sneller te hanteren. Hoe groot het voordeel hiervan was toen onze voorouders zich aanpasten aan hun natuurlijke habitat, blijft onderwerp van toekomstig onderzoek.