“Hoe zijt gij uit de hemel gevallen
O dag-ster, zoon van de morgen! (Helel ben Shahar)
Hoe zijt gij ter aarde geworpen,
Die het lot over de volken hebt geworpen!
En gij zeidet in uw hart:
‘Ik zal opklimmen in de hemel,
boven de sterren van God (El)
Zal ik mijn troon verheffen;
En ik zal zitten op de berg der samenkomst,
In de uiterste delen van het noorden;
ik zal opstijgen boven de hoogten der wolken;
ik zal zijn als de Allerhoogste (Elyon).
Toch zult gij nedergeworpen worden in de benedenwereld,
Tot in de uiterste delen van de put.”
– Jesaja 14:12-15
In de christelijke traditie is deze passage een bewijs voor de val van Lucifer. Het kan echter zijn dat deze passage een toespeling is op een Kanaänitische of Phoenicische mythe over Helel, die de zoon is van de god Shahar. Helel zocht de troon van de oppergod en werd daarom in de afgrond geworpen. El, Elyon, en Shahar zijn leden van het Kanaänitische pantheon, terwijl de “berg der samenkomst” de verblijfplaats van de goden is, die overeenkomt met de berg Olympus in de Griekse mythologie. Er bestaat een Oegaritisch gedicht over twee goddelijke kinderen, Shachar (dageraad) en Shalim (schemering), die geboren werden als gevolg van de gemeenschap van de god El met sterfelijke vrouwen. Er zijn echter geen Kanaänitische bronnen die vertellen over Helel ben Shahar of een opstand tegen Elyon.
Vele Apocalyptische schrijvers interpreteerden deze passage als een verwijzing naar Lucifer, en schreven over de val van de engelen. 1 Henoch verwijst naar de vallende engelen als sterren (zie de wachters) en kan het begin zijn van de overlapping tussen het verhaal van de wachters en Jesaja.
De naam ‘Lucifer’ betekent lichtdrager, en wordt niet gebruikt in het Nieuwe Testament, waar de “drager van het licht” Christus is. Hij was ooit een van de Serafijnen (soms de vurige, vliegende slangen genoemd).
Later schrijvers, zoals Hiëronymus, associëren Ezechiël 28:13-15 met Lucifer, de grootste van de gevallen engelen. Men heeft wel beweerd dat deze passage eigenlijk aan Nebukadrezar was gericht.
“Gij waart in Eden, Gods hof;
elke kostbare steen was uw sieraad:
Carnelium, chrysoliet en amethist;
Beryl, lapis lazuli en jaspis;
Saffier, turkoois en smaragd;
En goud, prachtig voor u gesmeed,
Gemijnd voor u, bereid op de dag dat gij geschapen werd.
Ik schiep u als een cherub
met uitgestrekte, beschermende vleugels;
En u verbleef op Gods heilige berg;
U wandelde tussen stenen van vuur.
U was onberispelijk in uw doen,
Vanaf de dag dat u geschapen werd
Totdat er kwaad in u werd gevonden
Door uw verre handel
U werd vervuld van wetteloosheid
En u zondigde.
Daarom heb Ik je neergeslagen
Van de berg Gods,
En Ik heb je vernietigd, o beschermende cherub,
Van tussen de stenen des vuurs.”
Latere interpretaties van de zondeval vertellen dat Lucifer van streek was omdat God de Vader Lucifers broer, Jesual, tot Zoon had gemaakt. Uit zijn hoofd baarde hij de zonde, en door met haar te paren, verwekte hij de dood. Daarna werd hij uit de hemel verstoten.
Er zijn in andere mythologieën personages te vinden die op Lucifer lijken. In Egypte is er een slangengod, Sata, die vader is van de bliksem en die eveneens op aarde is gevallen. Een Babylonische god, Zu, was ook een bliksemgod die viel als een vurige vliegende slang.
Urban Dictionary: Lucifer