Het verhaal van de Trojaanse oorlog – het conflict in de Bronstijd tussen de koninkrijken van Troje en het Myceense Griekenland – doorkruist de geschiedenis en mythologie van het oude Griekenland en inspireerde de grootste schrijvers uit de oudheid, van Homerus, Herodotus en Sophocles tot Vergilius. Sedert de 19e-eeuwse herontdekking van de plaats van Troje in wat nu West-Turkije is, hebben archeologen steeds meer bewijzen gevonden van een koninkrijk dat rond 180 v. Chr. zijn hoogtepunt bereikte en mogelijk werd vernietigd.-dat misschien de basis vormde voor de verhalen die Homerus zo’n 400 jaar later in de “Ilias” en de “Odyssee” vertelde.
Het verhaal van de Trojaanse oorlog
Volgens klassieke bronnen begon de oorlog na de ontvoering (of het weglopen) van koningin Helena van Sparta door de Trojaanse prins Paris. Helena’s afgewezen echtgenoot Menelaos overtuigde zijn broer Agamemnon, koning van Mycene, om een expeditie te leiden om haar terug te halen. Agamemnon kreeg gezelschap van de Griekse helden Achilles, Odysseus, Nestor en Ajax, en werd vergezeld door een vloot van meer dan duizend schepen uit de hele Helleense wereld. Ze staken de Egeïsche Zee over naar Klein-Azië om Troje te belegeren en de terugkeer van Helena te eisen van Priam, de Trojaanse koning.
De belegering, onderbroken door veldslagen en schermutselingen, waaronder de legendarische dood van de Trojaanse prins Hector en de bijna onoverwinnelijke Achilles, duurde meer dan 10 jaar tot de ochtend waarop de Griekse legers zich uit hun kamp terugtrokken en een groot houten paard voor de poorten van Troje achterlieten. Na veel discussie (en ongehoorde waarschuwingen van Priams dochter Cassandra) trokken de Trojanen het mysterieuze geschenk de stad binnen. Toen de nacht viel, opende het paard zich en een groep Griekse krijgers, aangevoerd door Odysseus, klom eruit en plunderde Troje van binnenuit.
Na de Trojaanse nederlaag, gingen de Griekse helden langzaam op weg naar huis. Odysseus deed er tien jaar over om de zware en vaak onderbroken reis naar Ithaca te maken, waarvan in de “Odyssee” verslag wordt gedaan. Helena, wier twee opeenvolgende Trojaanse echtgenoten tijdens de oorlog werden gedood, keerde naar Sparta terug om met Menelaos te regeren. Na zijn dood werd zij volgens sommige bronnen verbannen naar het eiland Rhodos, waar een wraakzuchtige oorlogsweduwe haar liet ophangen.
De Trojaanse oorlogsepossen
Er is weinig bekend over de historische Homerus. Historici dateren de voltooiing van de “Ilias” op ongeveer 750 v. Chr. en de “Odyssee” op ongeveer 725. Beiden begonnen in de mondelinge traditie, en werden voor het eerst overgeschreven decennia of eeuwen na hun compositie. Veel van de bekendste episoden uit de oorlog, van de ontvoering van Helena tot het Paard van Troje en de inname van Troje, zijn afkomstig uit de zogenaamde “Epische Cyclus” van verhalen die in de zesde eeuw v. Chr. werden samengesteld uit oudere mondelinge overleveringen.
In de eerste eeuw v. Chr. componeerde de Romeinse dichter Vergilius de “Aeneis”, het derde grote klassieke epos, geïnspireerd door de Trojaanse oorlog. Het volgt een groep Trojanen onder leiding van de held Aeneas die hun verwoeste stad verlaten om naar Carthago te reizen alvorens de stad Rome te stichten. Vergilius’ doel was deels om Rome’s eerste keizerlijke dynastie een oorsprongsverhaal te geven dat net zo indrukwekkend was als dat van de Grieken.
Is de Trojaanse oorlog een echte oorlog?
Vele delen van de Trojaanse oorlogsepossen zijn moeilijk historisch te lezen. Verschillende hoofdpersonen zijn directe afstammelingen van de Griekse goden (Helena werd verwekt door Zeus, die zich als zwaan vermomde en haar moeder Leda verkrachtte), en veel van de actie wordt geleid (of bemoeilijkt) door de verschillende rivaliserende goden. Zo zou Paris de liefde van Helena hebben gewonnen nadat hij de godin Aphrodite de gouden appel voor haar schoonheid had gegeven (“Het Oordeel van Paris” verhaalt hoe Paris werd gevraagd de mooiste godin tussen Hera, Athena en Aphrodite te kiezen door de winnaar een gouden appel te geven). Lange belegeringen werden in die tijd opgetekend, maar de sterkste steden hielden het maar een paar maanden vol, geen 10 volle jaren.
Grote opgravingen op de plaats van Troje in 1870 onder leiding van de Duitse archeoloog Heinrich Schliemann onthulden een kleine citadelheuvel en puinlagen van 25 meter diep. Latere studies hebben meer dan 46 bouwfasen gedocumenteerd, gegroepeerd in negen groepen die de bewoning van de plaats weergeven van 3000 v. Chr. tot de definitieve verlating in 1350 n. Chr. Recente opgravingen hebben een bewoond gebied aangetoond dat 10 maal zo groot was als de citadel, wat Troje tot een belangrijke stad uit de Bronstijd maakt. Laag VIIa van de opgravingen, gedateerd op ongeveer 1180 v. Chr., onthult verkoold puin en verspreide skeletten – bewijs van een verwoesting van de stad in oorlogstijd die mogelijk de inspiratiebron is geweest voor delen van het verhaal van de Trojaanse oorlog. In de tijd van Homerus, 400 jaar later, zouden de ruïnes nog zichtbaar zijn geweest.