Theodor Kerckring of Dirk Kerckring (soms Kerckeringh of Kerckerinck) (gedoopt 22 juli 1638 – 2 november 1693) was een Nederlands anatoom en scheikundig arts.
Kerckring werd geboren als zoon van de Amsterdamse koopman en VOC-kapitein Dirck Kerckring en Margaretha Bas (dochter van Dirck Bas, een oud-burgemeester van Amsterdam). In de tweede helft van de jaren 1650 was hij leerling aan de Latijnse School in Amsterdam van Franciscus van den Enden (in dezelfde tijd als de filosoof Benedictus de Spinoza), voordat hij medicijnen ging studeren aan de Universiteit Leiden bij Franciscus Sylvius. Rond 1660 werd hij geschilderd door Jurgen Ovens. In 1667 kreeg hij bezoek van Cosimo III de’ Medici, die geïnteresseerd was in nieuwe ontwikkelingen in de wetenschap en benieuwd was naar zijn collectie anatomische voorwerpen.
Uit verschillende bronnen blijkt dat Kerckring op goede voet bleef staan met Van den Enden, met wiens dochter Clara Maria hij in 1671 trouwde. Om te kunnen trouwen met de 27-jarige vrouw, die mank liep, werd Kerckring rooms-katholiek. Zij hielp haar vader Latijn te onderwijzen; er is een beroemd maar ongefundeerd verhaal dat Spinoza haar zonder pardon liefhad.
Hoewel verdere details over zijn vroege leven summier zijn, is het bekend dat hij een groot deel van zijn medische loopbaan vóór 1675 doorbracht in Amsterdam aan het Singel. Daarna reisde hij door heel continentaal Europa, om zich in 1678 in Hamburg te vestigen. In 1683 nodigde hij zijn oude vriend Niels Stensen uit, eens een van de belangrijkste anatomisten, maar bekeerd tot het katholicisme. Stensen, die priester was geworden in Florence en bisschop in Münster, had een nieuwe positie nodig. Kerckring hielp Stensen aan een benoeming in Hamburg en Stensen vroeg de hertog van Toscane, Cosimo III de’ Medici om Kerckring aan een post te helpen. Zo konden beide mannen ervaringen en ideeën uitwisselen.
Kerckring wordt herinnerd om zijn Spicilegium anatomicum, dat een anatomische atlas is van klinische observaties, medische curiosa, autopsie-ontdekkingen samen met algemene anatomische informatie. Hij wordt gecrediteerd voor de beschrijving van “Kerckring’s ossicles”, een incidenteel ossificatiecentrum in het achterhoofdsbeen dat verschijnt rond de 16e week van de dracht. Hij heeft ook een uitvoerige beschrijving gegeven van de plooien van het slijmvlies van de dunne darm. Deze anatomische plooien hebben verschillende namen, waaronder de “kleppen van Kerckring”, “plooien van Kerckring”, plicae circulares en valvulae conniventes. Kerckring gebruikte een microscoop die door Spinoza was gemaakt.