Er zijn meer dan 50 miljoen Scouts, jonge mensen en volwassenen, mannen en vrouwen, in meer dan 200 landen en gebieden. Zo’n 500 miljoen mensen zijn Scout geweest, waaronder vooraanstaande mensen op elk gebied. Het prille begin Dit alles begon met 20 jongens en een experimenteel kamp in 1907. Het werd gehouden gedurende de eerste negen dagen van augustus in 1907 op Brownsea Island, nabij Poole in Dorset, Engeland. Het kamp was een groot succes en bewees aan de organisator, Robert Baden-Powell, dat zijn training en methoden jongeren aanspraken en echt werkten. In januari 1908 publiceerde Baden-Powell de eerste uitgave van “Scouting voor jongens”. Het was onmiddellijk een succes en er zijn sindsdien meer dan 100 miljoen exemplaren van verkocht, waardoor het een van de best verkochte boeken aller tijden is. Baden-Powell had alleen de bedoeling een methode aan te reiken om jongens op te leiden, iets wat bestaande jeugdorganisaties zoals de Boys’ Brigade en de YMCA konden overnemen. Tot zijn verrassing begonnen jongeren zich te organiseren in wat een van de grootste vrijwillige jeugdbewegingen ter wereld zou worden. Uitbreiding van de Beweging Het succes van “Scouting voor Jongens” bracht een Beweging voort die snel – automatisch leek het – de naam van De Padvinders aannam. Tegen 1909 was “Scouting voor Jongens” vertaald in vijf talen, en een bijeenkomst van scouts in Londen trok meer dan 11.000 scouts aan. Als gevolg van een vakantie van Baden-Powell in Zuid-Amerika was Chili een van de eerste landen buiten Groot-Brittannië waar de padvinderij van start ging. In 1910 bezocht hij Canada en de Verenigde Staten waar de padvinderij al was begonnen. De komst van de Eerste Wereldoorlog in 1914 had de ondergang van de beweging kunnen betekenen, maar de opleiding via het patrouillesysteem bewees zijn waarde. Patrouilleleiders namen het over toen volwassen leiders zich vrijwillig meldden voor actieve dienst. Scouts droegen op vele manieren bij aan de oorlogsinspanning in Engeland; het meest opmerkelijk waren misschien wel de Zeeverkenners die de plaats innamen van gewone kustwachters, waardoor deze vrij kwamen voor dienst. De eerste Wereld Jamboree vond plaats in 1920 met 8.000 deelnemers, en bewees dat jonge mensen uit verschillende naties samen konden komen om gemeenschappelijke interesses en idealen te delen. Sinds die eerste Wereld Jamboree in Olympia in Londen, zijn er nog 21 andere geweest op verschillende locaties. Tijdens de Jamboree werd de eerste Wereld Padvindersconferentie (toen nog “Internationale Padvindersconferentie” genoemd) gehouden, waarbij 33 nationale padvindersorganisaties vertegenwoordigd waren. Het Internationale Bureau van de Padvinders, dat later het Wereldverkennersbureau zou worden, werd in 1920 in Londen opgericht. In 1922 werd de eerste Wereld Padvinders Commissie gekozen op de 2e Internationale Conferentie in Parijs, waar 31 Nationale Padvinders Organisaties vertegenwoordigd waren. Wereldwijd waren er iets meer dan 1 miljoen leden.
Het vroege padvindersprogramma
Scouting begon als een programma voor jongens van 11 tot 18 jaar. Maar vrijwel onmiddellijk wilden ook anderen meedoen. Het Girl Guides programma werd in 1910 gestart door Baden-Powell die zijn zus Agnes aanwees om het te leiden. In 1915 werd Robert Baden-Powell voorzitter van de Girl Guides Association, en zijn vrouw Olave, met wie hij in 1912 trouwde, werd in 1918 de nieuwe Chief Guide. Een Wolf Cub sectie werd gevormd voor jongere jongens. Deze gebruikte Rudyard Kipling’s “Jungle Boek” om een fantasierijk symbolisch kader voor activiteiten te bieden. Voor de oudere jongens werd een Roverscoutafdeling opgericht.
De wereldoorlogen Tussen de twee wereldoorlogen bleef Scouting floreren in alle delen van de wereld – behalve in totalitaire landen waar het verboden werd. Scouting is vrijwillig en gebaseerd op democratische beginselen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog voerden scouts vele diensttaken uit – bodes, brandwachten, brancarddragers, bergers enzovoort. In bezette landen ging de padvinderij in het geheim door en speelden padvinders een belangrijke rol in het verzet en de ondergrondse bewegingen. Na afloop van de oorlog bleek dat het aantal Scouts in sommige bezette landen juist was toegenomen.
De jaren ’60, ’70 en ’80 Veel landen werden in deze jaren onafhankelijk. Scouting in ontwikkelingslanden ontwikkelde zich geleidelijk tot een jeugdprogramma dat door scoutsleiders in elk land werd opgezet om beter aan de behoeften van hun gemeenschap te voldoen. Scouts, vooral in ontwikkelingslanden, raakten meer betrokken bij zaken als gezondheid van kinderen, goedkope huisvesting, alfabetisering, voedselproductie en landbouw, opleiding in beroepsvaardigheden, enz. Preventie van drugsmisbruik, levensvaardigheidstraining, integratie van gehandicapten, milieubehoud en -educatie, en vredeseducatie werden onderwerpen van zorg voor Scouts over de hele wereld.
Post Communistische Tijdperk Tegen de jaren 1990 was Scouting herboren in elk land waar het voor de Tweede Wereldoorlog bestond, en het begon in de nieuwe onafhankelijke landen van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (voorheen de USSR).
100 jaar en verder In 2007 vierde de beweging haar honderdjarig bestaan – 100 jaar Scouting. Wat begon als een klein kamp op Brownsea Island is vandaag een groeiende beweging met leden in bijna elk land in de wereld. Door de unieke combinatie van avontuur, onderwijs en plezier slaagt Scouting erin zich voortdurend te vernieuwen en aan te passen aan een veranderende wereld en de verschillende behoeften en interesses van jongeren over de hele wereld. Zo blijft het een inspiratiebron voor jonge mensen om actieve lokale en mondiale burgers te worden en hen te helpen bij het creëren van een betere wereld.