Abstract
De Tweede Wereldoorlog zorgde voor massavernietiging en economische ellende, maar was ook verantwoordelijk voor het scheppen van nieuwe mogelijkheden voor vrouwen. De oorlog had gezinnen uit elkaar gerukt en de gezinsdynamiek veranderd. De hoge eisen van de oorlogseconomie vroegen om een herwaardering van de rol van de Amerikaanse vrouw in de maatschappij. In 1942 werd de Pittsburghse kunstenaar J. Howard Miller door het War Production Coordinating Committee van de Westinghouse Company ingehuurd om een reeks propagandaposters te maken om vrouwen aan te moedigen mee te doen aan de oorlogsinspanningen.1 De meest iconische werd “Rosie the Riveter” gedoopt en verder gepopulariseerd door Norman Rockwell. Deze beelden illustreerden hoe de regering wilde dat vrouwen op de werkplek werden gezien. De propaganda in oorlogstijd bepaalde hoe vrouwen zich gedroegen en kleedden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het beeld van Rosie the Riveter niet alleen een voorbeeld van het nationalisme dat onder de Amerikaanse burgers leefde, maar werd het ook een vertegenwoordiging van de generatie vrouwen die maatschappelijke grenzen doorbrak. Deze vrouwen werden sterk beïnvloed door de media en raakten in verwarring over hun rol in de maatschappij. In de loop van de twintigste eeuw evolueerde de betekenis achter het beeld van Rosie the Riveter naarmate vrouwen bleven streven naar vrijheid van maatschappelijke normen. In de jaren 1970 herontdekten vrouwen van de tweede-golf feministische beweging “Rosie the Riveter” en transformeerden de propagandaposter uit de Tweede Wereldoorlog en haar slogan “We Can Do It” in een symbool van vrouwenemancipatie dat door de generaties heen is overgedragen en op de spandoeken van de hedendaagse feministen die meeliepen in de 2017 Women’s Marches.