ABSTRACT
Analogisch redeneren – het vermogen om een relatie te vinden tussen twee objecten wordt vaak erkend als een kern van cognitie. Dit artikel presenteert twee studies die zich richten op het effect van veroudering op analogisch redeneren, en mogelijke mechanismen die individuele verschillen verklaren tussen de prestaties van oudere volwassenen in analogietaken. In studie 1 onderzochten de auteurs leeftijdsgebonden verschillen in redeneren op basis van eenvoudige verbale analogische relaties, van het type A:B:: C:D type. Oudere deelnemers (N = 25, Mage = 73.12) behaalden significant lagere resultaten dan jongere volwassenen (N = 25, Mage = 21.12). In Studie 2 concentreerden de auteurs zich op individuele verschillen tussen ouderen (N = 95, Mage = 71.39) in hetzelfde type van analogisch redeneren. Regressieanalyse bevestigde de rol van verwerkingssnelheid en leeftijd, maar niet van inhibitoire controle, werkgeheugen en opleiding, als voorspellers van analogisch redeneren op oudere leeftijd. De resultaten van beide studies worden besproken in relatie tot de conclusies die getrokken worden uit het huidige onderzoek op het gebied van analogisch redeneren.