Dit artikel is geschreven door Megan Nielson, voormalig 4-H Youth Livestock Field Specialist.
Iedereen kent wel het sprookje “Baa Baa Black Sheep Have You Any Wool?”, maar hoe zit het met de dubbele vacht van de California Red, het veelkleurige Katahdin schaap met haar, of de Oost-Friese melkschapen die meer dan 1.100 pond melk per jaar produceert? Schapen zijn er in verschillende vormen, maten en kleuren en allemaal hebben ze voor de producent een andere functie en een ander gebruik. Deze kunnen variëren van vlees-, wol- en melkproductie of een combinatie van kenmerken. De American Sheep Industry Association erkent 47 verschillende schapenrassen in de Verenigde Staten. Deze rassen worden ingedeeld in zes verschillende rassoorten: vleesrassen, fijnwollen rassen, langwollen rassen, tweeledige rassen, haarrassen en minder belangrijke rassen.
Rassen als Suffolks, Hampshires, Southdowns en Cheviots zijn uitstekende voorbeelden van rassen die er allemaal heel verschillend uitzien, maar die allemaal tot de vleesrassen (of rammenrascategorie) worden gerekend vanwege hun karkassamenstelling en spiervorm in combinatie met hun groeiprestaties en grootte. De selectiedruk op karkaskenmerken resulteerde in minder aandacht voor wolproductie, waardoor deze schapen een lagere kwaliteit wol hebben en lagere premies voor hun vachten ontvangen.
Schapen met fijne wol, zoals de Rambouillet of de Merino, vragen de hoogste prijs voor hun wolproduct. De vachten van deze schapen hebben een kleine vezeldiameter en voelen zacht aan, wat ideaal is voor het maken van fijne kleding. De Lincoln, Romney en Border Leicester schapen, die de langwollen rassen vertegenwoordigen, hebben ook een hoge vraag naar hun wol bij handwevers en handwerksters vanwege hun lange stapellengte. Deze twee rassen zijn in de loop der tijden geselecteerd op hun vachtkwaliteit en vallen in de categorie ooienrassen.
Schapen die voor tweeërlei gebruik geschikt zijn, bezitten kenmerken van zowel ooienrassen als rammenrassen. Columbia-, Corriedale- en Targhee-schapen brengen zware vachten voort met een hoge opbrengst en brengen lammeren groot met groei- en prestatievermogen. Schapen met een tweeledig doel, zoals het Finse Schaap en het Oost-Friese Schaap, zijn ook productieve rassen die bekend staan om hun superieure moederlijke capaciteiten.
Haarrassen zijn winterhard, kunnen goed tegen warmte en vocht en passen zich aan een koude omgeving aan. Deze schapen, die speciaal voor de vleesproductie worden gefokt, hoeven niet te worden geschoren omdat ze wolloos zijn. De Dorper en de Katahdin zijn de meest herkenbare van de haarrassen. Minder belangrijke rassen zoals de Clun Forest, de Jacob of de Shetland komen niet vaak voor in de commerciële schapenhouderij. Veel van de kleinere rassen worden aangetroffen op hobbyboerderijen en hun vlees en bijproducten (melk of wol) worden in nichemarkten afgezet.
Er zijn vele manieren om schapen in te delen, of het nu is op basis van hun wolkwaliteit of hun algemene functie. Het is belangrijk de verschillende rassen en hun kenmerken te herkennen om te begrijpen hoe de verschillende rassen worden gebruikt in de hedendaagse schapenhouderij. Neem de tijd om deze en nog veel meer rassen online te bekijken op de website van de American Sheep Industry Association.