Occam’s razor, ook gespeld als Ockham’s razor, ook wel wet van de spaarzaamheid of wet van de spaarzaamheid genoemd, principe gesteld door de Scholastieke filosoof Willem van Ockham (1285-1347/49) dat pluralitas non est ponenda sine necessitate, “meervoudigheid moet niet zonder noodzaak worden gesteld.” Het beginsel geeft voorrang aan de eenvoud: van twee concurrerende theorieën moet de eenvoudigste verklaring van een entiteit de voorkeur krijgen. Het principe wordt ook wel uitgedrukt als “Entiteiten mogen niet zonder noodzaak worden vermenigvuldigd.”
Wat is het scheermes van Occam?
Het scheermes van Occam is het principe dat van twee verklaringen die alle feiten verklaren, de eenvoudigste verklaring waarschijnlijk de beste is. Het wordt toegepast op een groot aantal disciplines, waaronder religie, natuurkunde en geneeskunde.
Wie heeft het scheermes van Occam bedacht?
Het scheermes van Occam wordt toegeschreven aan Willem van Ockham, een franciscaanse theoloog en filosoof die leefde tussen het einde van de 13e en het midden van de 14e eeuw, maar hij was niet de eerste die het voorstelde. (Durandus van Saint-Pourçain en John Duns Scotus behoorden tot degenen die het idee eerder uitspraken). Ockhams oorspronkelijke verklaring van het principe, in zijn meest gangbare vorm, is Pluralitas non est ponenda sine necessitate, wat uit het Latijn vertaald kan worden met “Pluraliteit mag niet zonder noodzaak worden gesteld.”
Wat is een voorbeeld van Occams scheermes?
In de evolutiebiologie berust de methode van de maximale parsimonie op de logica van het scheermes van Occam, waarbij wordt getracht een evolutionaire boom te construeren waarvoor langs alle takken zo min mogelijk fylogenetische veranderingen nodig zijn. Deze methode is echter controversieel, omdat ze de evolutie, die niet altijd een minimaal pad volgt, kan oversimplificeren.
Is het scheermes van Occam altijd waar?
De geldigheid van het scheermes van Occam is al lang onderwerp van discussie. Critici van het principe beweren dat het eenvoud boven nauwkeurigheid stelt en dat, aangezien “eenvoud” niet absoluut gedefinieerd kan worden, het niet als een betrouwbare vergelijkingsbasis kan dienen. Als voorbeeld noemen zij de concurrerende theorieën van creationisme en evolutie, waarin relatieve “eenvoud” afhangt van temporele en culturele context.
Het principe werd in feite al vóór Ockham aangevoerd door Durandus van Saint-Pourçain, een Franse dominicaanse theoloog en filosoof van twijfelachtige orthodoxie, die het gebruikte om uit te leggen dat abstractie de waarneming is van een of andere reële entiteit, zoals een Aristotelische cognitieve soort, een actief intellect, of een dispositie, die hij allemaal afwees als overbodig. Ook in de wetenschap beriep Nicole d’Oresme, een 14e-eeuwse Franse natuurkundige, zich op de wet van de zuinigheid, zoals later Galileo deed, bij het verdedigen van de eenvoudigste hypothese van de hemelen. Andere latere wetenschappers verklaarden soortgelijke vereenvoudigingswetten en -principes.
Ockham echter noemde het principe zo vaak en gebruikte het zo scherp dat het “Het scheermes van Occam” werd genoemd (ook gespeld als Ockhams scheermes). Hij gebruikte het bijvoorbeeld om af te zien van relaties, die volgens hem niets anders waren dan hun fundering in de dingen; van efficiënte causaliteit, die hij neigde te zien als een regelmatige opeenvolging; van beweging, die slechts het opnieuw verschijnen van een ding op een andere plaats is; van psychologische krachten verschillend voor elke zintuiglijkheid; en van de aanwezigheid van ideeën in de geest van de Schepper, die slechts de schepselen zelf zijn.