Je herkent een non als je er een ziet. Het uniform, ook wel habijt genoemd, is een duidelijke aanwijzing. Maar de outfit die je in je hoofd hebt, kan er heel anders uitzien dan die van de zusters in je plaatselijke klooster. En toch is de betekenis van elk ensemble onmiddellijk duidelijk. Dat komt omdat nonnen zich houden aan een artistiek systeem dat eindeloos aanpasbaar en onmiddellijk herkenbaar is.
Dat is een indrukwekkende prestatie voor elk visueel systeem. In het geval van nonnengewaden berust dat systeem op een gestandaardiseerde combinatie van symbolische elementen. “Het is echt een bouwpakket van onderdelen,” zegt Lucienne Roberts, medeoprichter van GraphicDesign&, een Britse uitgeverij die zich toelegt op de meer esoterische onderwerpen van design. Voor hun laatste boek, Looking Good: A Visual Guide to the Nun’s Habit, werkten Roberts en mede-oprichtster Rebecca Wright samen met illustrator Ryan Todd en theologe Veronica Bennett om de klederdracht van nonnen van zo’n 40 katholieke ordes te ontleden. Het resultaat is een fascinerend naslagwerk over een onderwerp waaraan je vrijwel zeker nooit veel aandacht hebt besteed.
Het boek begint met een catalogus van de verschillende onderdelen waaruit het habijt van een non doorgaans bestaat. Hiertoe behoren sluiers, rozenkransen, tunieken, medailles, kappen (het kapje dat onder de sluier wordt gedragen) en sandalen. Het is een verzameling waaruit elke religieuze orde enkele, maar niet alle, sartoriale elementen put. Dit deel biedt de lezer een visueel kader waarmee hij Todd’s minimalistische illustraties kan begrijpen, die vertrouwen op eenvoudige aanwijzingen om onderscheid te maken tussen religieuze families.
Zo dragen veel nonnenordes een of andere vorm van gordel, zij het een riem, een koord, of een cinctuur. Elk type en subtype kledingstuk draagt specifieke connotaties. Franciscanessen, bijvoorbeeld, verkiezen een koord boven een lederen gordel, om de toewijding van hun orde aan de armoede te weerspiegelen. De vier knopen, duidelijk zichtbaar in Todd’s illustratie van het Franciscaner gewaad, vertegenwoordigen de geloften van de orde van kuisheid, armoede, gehoorzaamheid en afzondering.
Dit zijn het soort details dat in de pagina’s van het boek is gecodeerd, die de auteurs van een kleurcode hebben voorzien om onderscheid te maken tussen de verschillende ordes. Zelfs de oriëntatie van de nonnen op de pagina is belangrijk; sommige kijken de lezer aan, terwijl andere juist wegkijken. Dit is om onderscheid te maken tussen zusterschappen die actief zijn in hun gemeenschappen en die welke een afgezonderd leven leiden, respectievelijk. Het boek zelf is, net als de gewoonten die het analyseert, een vorm van informatiedesign.
Het presenteren van die informatie betekende het distilleren van complexe sociale en historische onderwerpen tot eenvoudige visuele patronen. “We moesten ervoor zorgen dat we het niet te veel verlaagden,” zegt Roberts. De aanpak van GraphicDesign& is sterk gebaseerd op het werk van Otto Neurath, een curator en ontwerper die wordt gezien als de voorvader van de pictogrammen. Neurath staat bekend om de ontwikkeling van Isotype (International System of TYpographic Picture Education), een methode om complexe sociale en historische informatie in picturale vorm over te brengen. Looking Good bereikt iets soortgelijks. Hoewel elke orde vergezeld gaat van een paar regels verklarende tekst, is het boek zo ontworpen dat lezers de verschillen kunnen begrijpen door simpelweg naar de illustraties te kijken.
Zoals Wright en Roberts in het voorwoord uitleggen, hebben religieuze instellingen lang vertrouwd op kleuren en symbolen om hun geschiedenis, identiteit en verschillen in geloof te communiceren. Het habijt van de non vat deze observatie perfect samen. Dat maakt het tot een van de meest blijvende, en aanpasbare, visuele identiteiten uit de geschiedenis – en Looking Good tot een onverwacht interessant handboek voor grafische normen.