Als je altijd gefascineerd bent geweest door verhalen over alchemisten geschreven in boeken of die in films, en je wilde een echte tovenaar worden, dan is je moment eindelijk gekomen. Je kunt het spel Little Alchemy proberen. Het is een eenvoudig, maar zeer verslavend en ontspannend spel waar je verschillende elementen kunt mengen en nieuwe kunt creëren. In dit artikel vind je een spiekbriefje met alle 580 combinaties en formules die je als referentie kunt gebruiken.
Aan de slag
Je kunt de app downloaden en als extensie toevoegen aan je Google Chrome browser. Begin met vier basiselementen (lucht, aarde, water en vuur) en dan kun je tot 580 elementen creëren, waaronder een hamburger, leeuw, aardbeving en zelfs een röntgenfoto. Ga je gang en gebruik het spiekbriefje hieronder, als je het gevoel hebt dat je fantasie op zijn einde loopt en je een beetje inspiratie nodig hebt.
Cheat Sheet of 580 Codes for Little Alchemy
A
Zure regen: regen + smog of regen + rokerig.
Air: Het element lucht is een van de vier basiselementen.
Alarmklok: klok + geluid.
Alcohol: vrucht + tijd of sap + tijd.
Algen: oceaan + plant, plant + zee of plant + water.
Alien: leven + ruimte.
Allergie: stof + mens.
Alpaca: berg + schaap.
Ambulance: auto + ziekenhuis.
Angel: vogel + mens.
Ant: gras + wild dier of suiker + wild dier.
Antarctica: woestijn + ijs of woestijn + sneeuw.
Aquarium: vis + glas of glas + water.
Archipiélago: 2x eiland.
Armadillo: pantser + wild dier.
Armor: metaal + gereedschap of staal + gereedschap.
Ash: energie + vulkaan.
Astronautenijs: astronaut + ijs.
Astronaut: mens + maan, mens + raket, mens + ruimte, of mens + ruimtestation.
Atmosfeer: lucht + druk of druk + lucht.
Atoombom: energie + explosie.
Aurora: Antarctica + hemel.
Alawine: energie + sneeuw.
Ax: mes (kling) + hout.
B
Bacon: vuur + varkensvlees.
Bacteriën: leven + moeras.
Bakker: brood + mens, masa + mens, of meel + mens.
Bakkerij: bakker + huis of brood + huis.
Bananenbrood: banaan + brood.
Banaan: route + mono.
Bandage: bloed + stof.
Bank: goud + huis of huis + geld.
Barbecue: vreugdevuur + tuin of vreugdevuur + vlees.
Barn: koe + huis, hooi + huis, of huis + vee.
Batman: vleermuis + mens.
Batterij: meel + melk.
Bajonet: mes + geweer.
Beach: zand + water.
Bever: wild dier + hout.
Bee: bloem + wild dier.
Bier: alcohol + tarwe.
Fiets: 2x wiel.
Vogel: lucht + ei, lucht + leven, ei + lucht, of leven + lucht.
Vogelhuis: vogel + huis.
Zwart gat: druk + ster.
Blender: blad (lemmet) + elektriciteit of blad (lemmet) + glas
Blizzard: 2x sneeuw, sneeuw + storm, of sneeuw + wind.
Bloed: blad (lemmet) + mens.
Blauwdruk: ingenieur + papier
Boot: water + hout.
Boiler: metaal + stoom.
Bot: lijk + tijd.
Bonsai: schaar + boom.
Boek: papier + geschiedenis of papier + hout.
Brood: masa + vuur.
Metsel: klei + vuur of vuur + klei.
Brug: metaal + rivier, rivier + staal of rivier + hout.
Bezem: hooi + hout.
Kogelwerend vest: pantser + kogel.
Kogel: buskruit + metaal.
Bus: 2x auto.
Slager: mens + vlees.
Boter: energie + melk of melk + druk.
Vlinder: bloem + wild dier.
C
Cactus: woestijn + plant of plant + zand.
Cadbury eieren: chocolade + ei.
Cake (taart): kaars + deeg.
Cake: massa + fruit.
Camel: woestijn + paard, woestijn + vee, of woestijn + wild dier.
Candle: vuur + was of draad + was.
Candy cane: Kerstboom + suiker.
Kanonvisser: hengel + mens.
Kanon: kasteel + buskruit + piratenschip.
Kaap: stof + held
Auto: metaal + wiel.
Karamel (snoep): karamel + chocolade.
Karamelappel: karamel + boomgaard.
Karamel: vuur + suiker.
Koolstofdioxide: mens + zuurstof, nacht + plant, of nacht + boom.
Carromato: kruiwagen + paard.
Wortel: sneeuwpop + zon of sneeuwpop + groente.
Kasjmier: gereedschap + berggeit, draad + berggeit, stof + berggeit, schaar + berggeit, wol + berggeit
Kist: lijk + hout.
Kasteel: huis + ridder.
Kattengras: kat + plant.
Kat: melk + wild dier.
Cauldron: metaal + heks, staal + heks, haard + heks, kampvuur + heks
Caviar: ree + mens.
Kaaiman: hagedis + moeras.
Kerkhof: 2x grafsteen of 2x tombe.
Centaur: paard + mens.
Keramiek: klei + vuur, klei + gereedschap, of klei + wiel.
Koren: melk + tarwe.
Ketting: metaal + touw, staal + touw
Kettingzaag: bijl + elektriciteit.
Kameleon: hagedis + regenboog.
Charco: vlammenwerper + sneeuwpop, ijs + zon, of sneeuwpop + zon.
Kool: vuur + boom of vuur + hout.
Kaas: melk + tijd.
Kippenbouillon: kip + water.
Kippenvleugels: bot + kip.
Kip: vogel + vee of ei + vee.
Chocolade: Rivier + Willy Wonka.
Kerstkous: haard (schouw) + wol.
Kerstboom: ster + boom.
Sigaret: papier + tabak.
Stad: 2x wolkenkrabber of 2x dorp.
Klei: klei + zand.
Klok: elektriciteit + tijd, tijd + gereedschap, of tijd + wiel.
Wolk: lucht + stoom.
Kolen: plant + druk of sneeuwpop + zon.
Coco: fruit + palm.
Kokosmelk: kokos + melk of kokos + gereedschap.
Koud: mens + regen.
Kleurpotlood: potlood + regenboog.
Comet: papier + lucht of papier + wind.
Computermuis: computer + muis.
Computer: elektriciteit + nerd, nerd + gereedschap, of nerd + draad.
Confetti: mesje (mesje) + papier of papier + schaar.
Constellatie: 2x ster.
Kookboek: boek + recept, recept + recept
Koekjesdeeg: koekje + deeg.
Cookie: deeg + suiker.
Cordillera: 2x berg.
Corpse: mus + mens het pistool + mens.
Katoen: wolk + plant.
Bedekking: schutting + laken.
Koe: gras + vee.
Kraai: vogel + veld of vogel + vogelverschrikker.
Kroon: metaal + vorst, goud + vorst
Koekoekoek: vogel + horloge.
Cyborg: mens + robot.
Cyclist: fiets + mens.
D
Dam: bever + rivier, bever + boom, bever + hout, of rivier + muur.
Darth Vader: Vuur + Jedi.
Dag: nacht + zon, nacht + weer, hemel + zon, of zon + tijd.
Woestijn: cactus + zand of 2x zand.
Dauw: mist + gras of gras + water.
Diamant: steenkool + druk of steenkool + tijd.
Dinosaurus: hagedis + tijd.
Ziekte: bacterie + mens, mens + regen, of mens + ziekte.
Duizeligheid: oceaan + ziekte of zee + ziekte.
Hond: bot + wolf of mens + wild dier.
Doge: computer + hond of hond + internet.
Don Quichot: heer + windmolen.
Donut: deeg + olie.
Double Rainbow: 2x regenboog.
Dove: vogel + stad, vogel + letter of vogel + standbeeld.
Dragon: vuur + hagedis.
Drone: vliegtuig + robot.
Drum: leer + hout.
Drunk: alcohol + mens, bier + mens of mens + wijn.
Droogijs: koolzuur + kou of koolzuur + ijs.
Eend: vogel + meer, vogel + vijver, vogel + water, of eend + tijd.
Eend: eend + ei.
Duin: strand + wind, woestijn + wind, of zand + wind.
Stof: lucht + aarde of dag + vampier.
Dynamiet: buskruit + draad.
E
E-mail: Internet + brief.
Eend: vogel + berg.
Aarde: Het element aarde is een van de vier basiselementen.
Aardbeving: aarde + energie of aarde + golf.
Eclips: maan + zon.
Ei: 2x vogel, leven + steen, 2x hagedis, of 2x schildpad.
Eieren: ei + oceaan, ei + vijver, ei + zee, ei + water, of 2x vis.
Elektrische auto: auto + elektriciteit.
Elektrische paling: elektriciteit + vis.
Elektricien: elektriciteit + mens of mens + draad.
Elektriciteit: energie + metaal, licht + zonnecel, zonnecel + zon, of wind + windturbine.
Energie: lucht + vuur of plant + zon.
Engineer: mens + werktuig.
Eruptie: energie + vulkaan.
Excalibur: steen + zwaard.
Explosie: vuur + buskruit.
F
Stof: draad + werktuig.
Fairy tale: kasteel + verhaal, draak + verhaal, of vorst + verhaal.
Familieboom: familie + boom.
Familie: huis + mens.
Boerderij: schuur + boer.
Boer: akker + mens, mens + vork of mens + plant.
Faro: strand + licht, huis + licht, licht + oceaan, of licht + zee.
Fauno: geit + mens.
Omheining: muur + hout.
Fiber optic: licht + draad.
Veld: aarde + gereedschap.
Brandblusser: koolstofdioxide + vuur, koolstofdioxide + metaal, of koolstofdioxide + druk.
Brandwagen: auto + brandweerman.
Vuur: het element vuur is een van de vier basiselementen.
Vuur: vuur + hout.
Brandmeester: brandweerwagen + mens of vuur + mens.
Vuurplaats: baksteen + haard (schouw) of haard (schouw) + huis of vreugdevuur + huis.
Vuurwerk: explosie + lucht.
Vis en patat: vis + patat
Vis: kuit + tijd.
Vishengel: vis + gereedschap of vis + hout.
Flamethrower: vuur + pistool.
Flashlight: licht + gereedschap.
Vloed: 2x regen of regen + weer.
Meel: tarwe + windmolen.
Bloem: tuin + plant.
Fluit: wind + hout.
Vliegende vis: vogel + vis of vis + lucht.
Mist: wolk + aarde.
Bos: 2x boom.
Fortuinkoekje: koekje + papier.
Fossiel: dinosaurus + aarde, dinosaurus + steen, of dinosaurus + tijd.
Fox: kip + wild dier.
Frankenstein: lijk + elektriciteit of elektriciteit + zombie.
Friet: olie + groente.
Fruit smoothie: blender + fruit.
Fruitboom: fruit + boom.
Fruit: boer + boom.
Fun dip: zand + suiker.
G
Melkweg: 2x ster.
Tuin: 2x bloem, gras + huis, gras + plant, of 2x plant.
Tuinman: tuin + mens.
Geiser: aarde + stoom.
Geest: kasteel + nacht of kerkhof + nacht.
Geschenkpapier: geschenk + papier.
Geschenk: open haard + kerstman, kerstkous + kerstman, kerstboom + kerstman, of open haard (huis) + kerstman.
Gingerbread huis: deeg + peperkoekhuis of man + huis.
Gingerbread man: massa + leven.
Gletsjer: ijs + berg.
Glazen bol: glas + heks of glas + tovenaar.
Glas: elektriciteit + zand of vuur + zand.
Glazen: 2x glas of glas + metaal.
Gnoom: tuin + standbeeld.
Geit: vee + berg.
Godzilla: stad + dinosaurus.
Goud: metaal + regenboog of metaal + zon.
Goudvis: kaas + vis.
Golem: klei + leven.
Graniet: lava + druk.
Gras: aarde + plant.
Kas: glas + plant.
Granaat: explosie + metaal.
Gegrilde kaas: kaas + toast.
Guinness float: bier + ijs.
H
Hagel: wolk + ijs, ijs + regen, of ijs + storm.
Ham: vlees + gerookt.
Hamburger met kaas: kaas + hamburger.
Hamburger: brood + vlees.
Hamer: metaal + hout.
Hamster: muis + wiel.
Harmonica: engel + muziek.
Hooibaal: 2x hooi.
Hooi: boer + gras, gras + zeis, of gras + zon.
Helikopter: vliegtuig + blad (blade) of vliegtuig + windmolen.
Kruid: plant + ziekte, blad + ziekte
Hero: draak + ridder.
Hippopotamus: paard + rivier of paard + water.
Geschiedenis: vreugdevuur + mens.
Korf: bij + huis of bij + boom.
Hoe: hooi + werktuig.
Honing: bij + korf of bij + bloem.
Paard: hooi + vee.
Horseshoe: paard + metaal.
Ziekenhuis: ambulance + huis, dokter + huis, of huis + ziekte.
Zuiver (ampul): horloge + ei of ei + polshorloge.
Zuiverglas: glas + zand.
Huis: baksteen + mens, baksteen + gereedschap, mens + hout, of 2x muur.
Mens: aarde + leven.
Kolibrie: vogel + bloem.
Hurricane: energie + wind.
Husky: hond + ijs of hond + sneeuw.
I
IJskar: auto + ijs.
IJskar: koud + yoghurt of ijs + yoghurt.
IJskar: koud + melk of ijs + melk.
IJsthee: koud + thee of ijs + thee.
Ice: koud + water.
Iceberg: Antarctica + oceaan, Antarctica + zee, ijs + oceaan, of ijs + zee.
Idee: mens + lamp of lamp + nerd.
Igloo: huis + ijs of huis + sneeuw.
Internet: 2x computer, computer + web, of computer + draad.
Eiland: oceaan + vulkaan of zee + vulkaan.
Ivy: plant + muur.
J
Jack-o’-lantern: mes (lemmet) + pompoen, kaars + pompoen, of vuur + pompoen.
Jam: sap + suiker.
Jedi: mens + lichtzwaard of ridder + lichtzwaard.
Juice: fruit + druk of fruit + water.
Juicy fruit: fruit + sap.
K
Kennel: hond + huis.
Keyboardkat: kat + muziek.
Kidder: harnas + mens.
L
Label: hond + zee.
Meer: dam + rivier of vijver + water.
Lamp: gloeilamp + metaal.
Lasso: koe + touw, paard + touw
Lava-lamp: lamp + lava.
Lava: aarde + vuur.
Grasmaaier: elektriciteit + zeis of gras + gereedschap.
Loof: boom + wind.
Leder: mes (lemmet) + koe of mes (lemmet) + varken.
Lemonade: vrucht + water.
Letter: papier + potlood.
Bibliotheek: boek + huis”
Leven: energie + moeras of liefde + tijd.
Lamp: elektriciteit + glas.
Licht: elektriciteit + elektrische zaklamp of elektriciteit + gloeilamp.
Leeuw: kat + wild dier.
Veest: boer + leven, boer + wild dier, of mens + wild dier.
Hagedis: ei + moeras.
Loghut: huis + hout.
Liefde: 2x mens.
Houthakker: bijl + mens
M
Macaroni en kaas: kaas + pasta.
Toverstok: tovenaar + hout.
Magiër: energie + mens.
Manatee: koe + zee.
Map: aarde + papier.
Mars: planeet + roest.
Marshmallows: vreugdevuur + suiker.
Massa: meel + water.
Mayonaise: ei + olie.
Vlees: mes (lemmet) + vee, slager + koe, slager + varken, koe + gereedschap, of varken + gereedschap.
Medusa: mens + slang.
Meermin: vis + mens.
Metaal: vuur + steen.
Meteor: atmosfeer + meteoroïde of meteoroïde + lucht.
Meteoroïde: ruimte + steen.
Microscoop: bacterie + glas of bacterie + bril.
Melk met chocolade: chocolade + melk.
Melk: koe + boer of koe + mens.
Milkshake: ijs + melk.
Milkshake: melk + melk.
Melkweg: melk + ruimte.
Minotaurus: koe + mens.
Spiegel: glas + metaal.
Vorm: brood + tijd.
Monarch: kasteel + mens of Excalibur + mens.
Geld: goud + papier.
Monkey: boom + wild dier.
Maan: kaas + lucht of lucht + steen.
Mos: alg + steen of plant + steen.
Mot: maan + vlinder, nacht + vlinder
Motorhome: auto + huis.
Motorfiets: fiets + energie.
Motten: chocolade + kokosnoot.
Berggeit: geit + berg of geit + gebergte.
Berg: aarde + aardbeving.
Muis: kaas + wild dier.
Muizenval: kaas + metaal of kaas + hout.
Modder: aarde + water.
Mummie: lijk + piramide.
Murciélago: vogel + muis of muis + lucht.
Muziek: fluit + mens of mens + geluid.
N
Narval: oceaan + eenhoorn, zee + eenhoorn of eenhoorn + water.
Naald: hooi + metaal of metaal + draad.
Nerd: bril + mens.
Nerds: nerd + suiker.
Nessie: meer + geschiedenis.
Nest: vogel + hooi, vogel + boom, of ei + hooi.
Krant: 2x krant.
Nacht: dag + tijd, maan + lucht of maan + tijd.
Ninja Turtle: Ninja + schildpad.
Ninja: mens + shuriken.
Noot: fruit + sap, sap + boom
O
Oase: woestijn + palm, woestijn + boom of woestijn + water.
Obsidiaan: lava + water.
Oceaan: 2x zee of zee + water.
Olielamp: klei + olie, vuur + olie, glas + olie, olie + aardewerk, olie + touw
Olie: fossiel + druk of fossiel + tijd.
Olie: druk + zonnebloem.
Omelet: ei + vuur.
Orchard: 2x fruitboom.
Origami: vogel + papier.
Ostruisvogel: vogel + aarde of vogel + zand.
Ouil: vogel + nacht of vogel + tovenaar.
Zuurstof: kooldioxide + plant of plant + zon.
Ozone: elektriciteit + zuurstof of 2x zuurstof.
P
Schilderij: potlood + water of regenboog + water.
Pallet: ijs + sap.
Palma: strand + boom of eiland + boom.
Papiervliegtuigje: vliegtuigje + papier.
Papiervliegtuigje: blender + fruit.
Papier: druk + hout.
Parachute: doek + piloot of piloot + paraplu.
Parca: mens + zeis.
Parrot: vogel + piraat.
Pasta: ei + meel.
Peacock: vogel + regenboog.
Peeps: kip + suiker.
Pegasus: vogel + paard, vogel + eenhoorn, of paard + hemel.
Pencil: houtskool + hout of houtskool + hout.
Pinguïn: vogel + ijs, vogel + sneeuw, of ijs + wild dier.
Penicilline: medicijn + schimmel.
Parfum: water + roos, water + bloem, stoom + roos, stoom + bloem, alcohol + roos, alcohol + bloem
Phoenix: vogel + vuur.
Physicus: ziekenhuis + mens.
Picnic: strand + boterham of gras + boterham.
Varken: vee + modder.
Piggy: geld + varken of varken + aardewerk.
Kussen: katoen + stof
Piloot: vliegtuig + mens.
Pinokkio: leven + hout.
Pijp: tabak + hout.
Piranha: bloed + vis.
Piratenschip: boot + piraat of piraat + zeilboot.
Piraat: matroos + zwaard.
Pistool: kogel + metaal.
Pizza: kaas + deeg.
Vliegtuig: vogel + metaal of vogel + staal.
Planeet: aarde + ruimte.
Plankton: leven + oceaan, leven + zee, of leven + water.
Plant: land + regen.
Platypus: bever + eend.
Pokki: computer + eekhoorn.
Vijver: tuin + water.
Popstenen: explosie + steen.
Postbode: mens + brief.
Poeder: poeder + vuur.
Druk: 2x lucht of 2x aarde.
Printer: computer + papier.
Prisma: glas + regenboog.
Pterodactylus: lucht + dinosaurus of vogel + dinosaurus.
Pompoen: vuur + groente of licht + groente.
Piramide: woestijn + graf of woestijn + steen.
Q
Drijfzand: zand + moeras.
R
Konijn: wortel + wild dier
Regen: lucht + water of wolk + water.
Regenboog: licht + regen.
Rat: piratenschip + wild dier of zeilboot + wild dier.
Recipe: bakker + papier of bloem + papier.
Rode ranken: suiker + draad.
Koelkast: koud + metaal of ijs + metaal.
Reno: kerstman + wild dier.
Ring pop: diamant + suiker.
Ring: diamant + goud of diamant + metaal.
Rivier: berg + water.
Robot: pantser + leven, leven + metaal, of leven + staal.
Rocket: vliegtuig + ruimte.
Roller coaster: berg + trein.
Roomba: robot + stofzuiger.
Touw: 2x draad.
Rosa: bloem + liefde de liefde + plant.
Ruins: kasteel + weer
Regel: potlood + hout.
Roest: lucht + metaal, lucht + staal, metaal + zuurstof, of zuurstof + staal.
S
Lichtzwaard: elektriciteit + zwaard, energie + zwaard, of licht + zwaard.
Zadel: paard + leer.
Veilig: metaal + geld, metaal + goud, staal + geld, staal + goud
Veiligheidsbril: ingenieur + bril, explosie + bril, of bril + gereedschap.
Zeilboot: boot + doek, of boot + wind.
Sailor: boot + mens.
Zout: vuur + oceaan, vuur + zee, oceaan + zon, of zee + zon.
Zandkasteel: kasteel + zand.
Zand: lucht + steen of steen + wind.
Zandpapier: papier + zand.
Zandsteen: zand + steen.
Zandstorm: energie + zand of orkaan + zand.
Sandwich: spek + brood, brood + kaas, of brood + ham.
Santa: kerstboom + mens.
Saturnus: planeet + ring
Scalpel: mes + dokter of blad (lemmet) + ziekenhuis.
Scarecrow: hooi + mens.
Schaar: 2x blad (lemmet).
Schorpioen: duin + wild dier of zand + wild dier.
Zes: blad (lemmet) + gras of blad (lemmet) + tarwe.
Zee: 2x water.
Zeemeeuw: strand + vogel, vogel + oceaan, of vogel + zee.
Zeevarken: vis + paard, paard + oceaan of paard + zee.
Zeevliegtuig: vliegtuig + oceaan, vliegtuig + zee, of vliegtuig + water.
Zeewier: oceaan + plant of plant + zee.
Naaimachine: elektriciteit + naald of naald + robot.
Haai: bloed + oceaan, bloed + zee, oceaan + wild dier, of zee + wild dier.
Slijper: mes (lemmet) + potlood.
Schaap: wolk + vee.
Blad (lemmet): metaal + steen.
Blad muziek: muziek + papier.
Schip: vliegtuig + astronaut.
Shuriken: lemmet (lemmet) + ster.
Skateboard: snowboard + wiel.
Skelet: 2x bot of lijk + tijd.
Skibril: bril + sneeuw.
Skittles: regenboog + suiker.
Sky: lucht + wolk.
Skyline: aarde + lucht, oceaan + lucht, of zee + lucht.
Skyscraper: huis + lucht.
Slee: kruiwagen + sneeuw of sneeuw + wagen.
Laken: tijd + wild dier.
Smog: stad + mist of mist + rokerig.
Rooksignaal: kampvuur + stof, rook + stof
Rooksignaal: vuur + hout.
Slang: wild dier + draad.
Sneeuwbol: kristallen bol + sneeuw.
Sneeuw: kou + regen
Sneeuwbal: mens + sneeuw.
Sneeuwplank: sneeuw + surfer of sneeuw + hout.
Sneeuwman: wortel + sneeuw, wortel + sneeuwbal, mens + sneeuw, of 2x sneeuwbal.
Sneeuwmobiel: auto + sneeuw of motorfiets + sneeuw.
Zeezeepbel: lucht + zeep, zeep + water
Zeezeep: as + olie.
Soda: kooldioxide + sap of kooldioxide + water.
Zonnecel: zon + gereedschap.
Zonnestelsel: planeet + zon.
Geluid: lucht + golf.
Bron: standbeeld + water.
Ruimtestation: huis + ruimte.
Ruimte: maan + ster, hemel + ster of ster + zon.
Spaghetti: pasta + draad
Spaghetti: vlees + zout of vlees + zon.
Sphinx: mens + leeuw.
Spin: draad + wild dier.
Sprinkles: suiker + confetti
Eekhoorntje vliegt: vliegtuig + eekhoorn, vogel + eekhoorn, lucht + eekhoorn, of eekhoorn + wind.
Eekhoorntje: muis + boom.
Ster: nacht + hemel of nacht + telescoop.
Starburst: fruit + raket.
Starfish: vis + ster, oceaan + ster of zee + ster.
Statue: mens + kwal of steen + gereedschap.
Steak: barbecue + vlees.
Stoommachine: ketel + werktuig of ketel + wiel.
Stoom: energie + water of vuur + water.
Steamschip: boot + stoommachine of stoommachine + water.
Steelschuurder: staal + wol.
Staal: koolstof + metaal.
Stethoscoop: dokter + gereedschap.
Steen: lucht + lava.
Storm: wolk + elektriciteit of wolk + energie.
Suiker: energie + fruit of energie + sap.
Gesuikerd katoen: wolk + suiker of elektriciteit + suiker.
Zon: vuur + lucht.
Zonnewijzer: klok + zon.
Zonnebloem: bloem + zon of plant + zon.
Zonnebril: strand + bril of bril + zon.
Super nova: explosie + ster.
Surfer: mens + golf.
Sushi: kaviaar + zeewier of vis + zeewier.
Zoemoeras: gras + modder.
Sweater: mens + wol of gereedschap + wol.
Zweedse vis: vis + suiker.
Zoetekauwen: liefde + suiker.
Zwembril: bril + water.
Zwemmer: mens + zwembril.
Zwaard: mes (kling) + metaal of kling (kling) + staal.
Zwaardvis: vis + zwaard.
T
Tank: pantser + auto of auto + pistool.
Tardis: ruimte + tijd.
Taser: elektriciteit + pistool.
Thee: blad + water.
Telescoop: glas + hemel of glas + ruimte.
Tent: hout + stof, huis + stof
De dokter: dokter + Tardis.
De enige ring: ring + vulkaan.
Draad: kou + water.
Tij: maan + oceaan of maan + zee.
Tijd: glas + zand.
Titanic: ijsberg + stoomschip.
Pad: vijver + wild dier.
Oost: brood + vuur of vuur + boterham.
Tabak: vuur + plant.
Graf: kist + aarde of lijk + aarde.
Grafsteen: tombe + steen.
Gereedschap: mens + metaal.
Toucan: vogel + regenboog.
Stad: 2x huis.
Tractor: auto + boer of auto + akker.
Trein: metaal + stoommachine, stoom + stalen machine, stoommachine + wagon, of stoommachine + wiel.
Schatkaart: kaart + piraat.
Schat: piraat + schatkaart.
Boomhuis: huis + boom.
Boom: plant + tijd.
Trojaans paard: paard + hout.
Tsunami: aardbeving + oceaan of aardbeving + zee.
Tunnel: ingenieur + berg.
Schildpad: ei + zand.
Twilight: dag + nacht.
Twix: snoepje (koekje) + koekje.
Tyrannosaurus rex: dinosaurus + vlees.
U
UFO: vliegtuig + alien of alien + raket.
Umbrella: doek + regen of regen + gereedschap.
Unicorn: dubbele regenboog + paard, dubbele regenboog + leven, paard + regenboog, of leven + regenboog.
V
Stofzuiger: bezem + elektriciteit.
Vampier: bloed + mens of mens + vampier.
Vaas: bloem + aardewerk of plant + aardewerk.
Groente: akker + vrucht.
Azijn: lucht + wijn, zuurstof + wijn, tijd + wijn
Volkaan: aarde + lava of vuur + berg.
Gier: vogel + lijk.
W
Muur: 2x baksteen.
Wallet: leer + geld
Krijger: mens + zwaard.
Waterpistool: pistool + water.
Waterlelie: bloem + vijver.
Waterpijp: pijp + water.
Water: vuur + ijs.
Waterval: berg + rivier.
Waterrad: rivier + wiel, water + wiel
Golf: oceaan + wind of zee + wind.
Was: bij + bijenkorf.
Web: spin + draad.
Weerwolf: mens + weerwolf of mens + wolf.
Gewas: boer + akker of boer + plant.
Wiel: gereedschap + hout.
Wierkruiwagen: wiel + hout.
Wild dier: bos + leven.
Wild zwijn: bos + varken of varken + wild dier.
Willy Wonka: ingenieur + suiker.
Windturbine: elektriciteit + windmolen.
Wind: lucht + energie of lucht + druk.
Windmolen: huis + wind of wiel + wind.
Raam: glas + huis
Wijn: alcohol + fruit.
Draad: elektriciteit + metaal.
Heks: bezem + mens of bezem + tovenaar.
Wolf: hond + bos, hond + wild dier of maan + wild dier.
Hout: gereedschap + boom.
Houtspecht: vogel + hout.
Wol: schaar + schaap of schaap + gereedschap.
Wristwatch: mens + horloge.
X
Röntgen: bot + licht, licht + skelet
Y
Yak: koe + berg
Yeti: gebergte + geschiedenis of berg + geschiedenis.
Yoda: Jedi + moeras.
Yoghurt: bacterie + melk.
Z
Zombie: lijk + leven de mens + zombie.
Image: Unsplash