Leonid Iljtsj Brezjnev, eerste secretaris van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie sinds 1964, wordt gekozen tot president van de Opperste Sovjet en wordt daarmee zowel partij- als staatshoofd.
Breznjev, sinds 1931 lid van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie, was in het begin van de jaren zestig de beschermeling en plaatsvervanger van Sovjetleider Nikita Chroesjtsjov. In 1964 nam hij echter deel aan de partijcoup die Chroesjtsjov van de macht verdreef, en werd hij benoemd tot eerste secretaris in Chroesjtsjovs plaats. Als eerste secretaris deelde hij aanvankelijk de macht met Alexei Kosygin, die Chroesjtsjov opvolgde als premier. Brezjnev bleek echter een krachtig leider, en hij ontpopte zich geleidelijk aan tot de belangrijkste figuur in de Sovjet-politiek.
In 1968, na de Sovjet-invasie van Tsjecho-Slowakije te hebben bevolen, kondigde eerste secretaris Brezjnev de zogenaamde “Brezjnev Doctrine” af, die verklaarde dat de USSR zich kon mengen in de aangelegenheden van elk Oost-Europees land als het communistische bewind werd bedreigd. Ondanks zijn onderdrukking van democratische hervormingen in Tsjecho-Slowakije en andere landen van het Sovjetblok, bevorderde hij nauwere betrekkingen met de Verenigde Staten en het Westen.
In 1976 werd Brezjnev de eerste partijleider sinds Jozef Stalin die de titel van maarschalk van de Sovjet-Unie, de hoogste militaire rang van de USSR, bekleedde. In 1977 werd hij president van de USSR en werd daarmee de machtigste Sovjetleider sinds Stalin. De laatste vijf jaar van zijn bewind werden gekenmerkt door de kostbare invasie en bezetting van Afghanistan door de USSR en een terugkeer van de spanningen van de Koude Oorlog. Leonid Brezjnev stierf in 1982 en werd opgevolgd door Joeri Andropov als algemeen (eerste) secretaris.
LEES MEER: Sovjet-Unie