Een kwalitatieve “benadering” is een algemene manier van denken over het uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Het beschrijft, expliciet of impliciet, het doel van het kwalitatief onderzoek, de rol van de onderzoeker(s), de fasen van het onderzoek, en de methode van data-analyse. hier worden vier van de belangrijkste kwalitatieve benaderingen geïntroduceerd.
Ethnografie
De etnografische benadering van kwalitatief onderzoek is grotendeels afkomstig uit de antropologie. Bij etnografie ligt de nadruk op het bestuderen van een hele cultuur. Oorspronkelijk was het idee van een cultuur gebonden aan het begrip etniciteit en geografische locatie (b.v. de cultuur van de Trobriand-eilanden), maar het is verbreed en omvat nu vrijwel elke groep of organisatie. Dat wil zeggen dat we de “cultuur” van een bedrijf of een bepaalde groep (b.v. een Rotary club) kunnen bestuderen.
Ethnografie is een zeer breed gebied met een grote verscheidenheid aan beoefenaars en methoden. De meest gebruikelijke etnografische benadering is echter participerende observatie als onderdeel van veldonderzoek. De etnograaf wordt als actieve deelnemer ondergedompeld in de cultuur en maakt uitgebreide veldnotities. Net als bij grounded theory is er geen vooraf vastgestelde beperking van wat zal worden geobserveerd en geen echt eindpunt in een etnografisch onderzoek.
Phenomenologie
Phenomenologie wordt soms beschouwd als een filosofisch perspectief en ook als een benadering van kwalitatieve methodologie. Zij heeft een lange geschiedenis in verschillende sociale onderzoeksdisciplines, waaronder psychologie, sociologie en maatschappelijk werk. Fenomenologie is een denkrichting die de nadruk legt op de subjectieve ervaringen van mensen en hun interpretaties van de wereld. Dat wil zeggen dat de fenomenoloog wil begrijpen hoe de wereld er voor anderen uitziet.
Veldonderzoek
Veldonderzoek kan ook worden beschouwd als een brede benadering van kwalitatief onderzoek of als een methode om kwalitatieve gegevens te verzamelen. de essentie is dat de onderzoeker “het veld ingaat” om het fenomeen in zijn natuurlijke staat of ter plaatse te observeren. Als zodanig is het waarschijnlijk het meest verwant met de methode van participerende observatie. De veldonderzoeker maakt doorgaans uitgebreide veldnotities die vervolgens op verschillende manieren worden gecodeerd en geanalyseerd.
Gegronde Theorie
Gegronde theorie is een kwalitatieve onderzoeksbenadering die oorspronkelijk werd ontwikkeld door Glaser en Strauss in de jaren zestig. Het doel van grounded theory is om theorie te ontwikkelen over fenomenen die van belang zijn. Maar dit is niet zomaar abstract theoretiseren waar ze het over hebben. In plaats daarvan moet de theorie gegrond zijn of geworteld in observatie – vandaar de term.
Gegrondde theorie is een complex iteratief proces. Het onderzoek begint met het stellen van generatieve vragen die helpen richting te geven aan het onderzoek, maar die niet bedoeld zijn om statisch of beperkend te zijn. Naarmate de onderzoeker gegevens begint te verzamelen, wordt (worden) het (de) theoretische kernconcept(en) geïdentificeerd. Voorlopige verbanden worden ontwikkeld tussen de theoretische kernconcepten en de data. Deze vroege fase van het onderzoek is over het algemeen zeer open en kan maanden duren. Later is de onderzoeker meer bezig met verificatie en samenvatting.
Er zijn verschillende belangrijke analytische strategieën:
- Codering is een proces voor zowel het categoriseren van kwalitatieve gegevens als voor het beschrijven van de implicaties en details van deze categorieën. In eerste instantie wordt aan open codering gedaan, waarbij de gegevens tot in het kleinste detail worden bekeken en een aantal eerste categorieën wordt ontwikkeld. Later gaat men over tot meer selectief coderen, waarbij men systematisch codeert met betrekking tot een kernconcept.
- Memoing is een proces om de gedachten en ideeën van de onderzoeker vast te leggen terwijl ze zich ontwikkelen gedurende het onderzoek. Je zou kunnen denken aan memoing als uitgebreide aantekeningen en opmerkingen in de marge. Ook hier geldt dat de memo’s in het begin van het proces vaak heel open zijn, terwijl ze zich later steeds meer op het kernconcept concentreren.
- Integratieve diagrammen en sessies worden gebruikt om alle details samen te voegen, om te helpen de gegevens te begrijpen met betrekking tot de opkomende theorie. De diagrammen kunnen elke vorm van grafiek zijn die nuttig is op dat punt in de theorieontwikkeling. Het kunnen concept maps of gerichte grafieken zijn, of zelfs eenvoudige cartoons die als samenvatters kunnen fungeren. Dit integratieve werk wordt het best gedaan in groepssessies waar verschillende leden van het onderzoeksteam kunnen interageren en ideeën delen om het inzicht te vergroten.
Op den duur benadert men een conceptueel dichte theorie omdat nieuwe observatie leidt tot nieuwe verbanden die weer leiden tot herzieningen in de theorie en meer dataverzameling. Het kernconcept of de kerncategorie wordt geïdentificeerd en in detail uitgewerkt.
Wanneer eindigt dit proces? Eén antwoord is: nooit! Het is duidelijk dat het hierboven beschreven proces tot in het oneindige kan doorgaan. Grounded theory kent geen duidelijk afgebakend punt voor het beëindigen van een studie. In wezen eindigt het project wanneer de onderzoeker besluit te stoppen.
Wat heb je dan als je klaar bent? Vermoedelijk heb je een zeer goed doordachte verklaring voor een of ander interessant verschijnsel – de gefundeerde theorie. Deze theorie kan in woorden worden uitgelegd en wordt gewoonlijk gepresenteerd met veel van de contextueel relevante details die zijn verzameld.