De meeste digitale camera’s proberen kleurzweem automatisch te detecteren en te compenseren en hebben meestal een selectie van handmatig in te stellen witbalansinstellingen om uit te kiezen. In andere gevallen hebben fotobewerkingsprogramma’s, zoals Photoshop, vaak ingebouwde voorzieningen voor kleurcorrectie. Voor film worden blauwfilters en amberfilters gebruikt om kleurzweem tegen te gaan. Amberfilters worden gebruikt om de door daglicht veroorzaakte blauwachtige tint te verminderen. Blauwfilters verminderen de oranje kleur die door gloeilamplicht wordt veroorzaakt.
Er is een verscheidenheid aan gekleurde filters in verschillende intensiteitsgraden verkrijgbaar. De amberkleurige filters van Kodak, bijvoorbeeld, variëren van het lichtste geel (“81C”) tot het diepste amber (“85B”). Een fotograaf kiest welk filter hij gebruikt op basis van de kwaliteit van het omgevingslicht. Kleurtemperatuurmeters kunnen de temperatuur van de bestaande lichtomstandigheden aflezen en zo de keuze van het filter sturen. Een bewolkte hemel vereist bijvoorbeeld een lichtere amberkleur dan een helderblauwe hemel. Als een filter niet beschikbaar is, is flitsen een alternatieve oplossing die meestal voldoende neutraal wit licht levert om de kleurzweem tegen te gaan.
In het geval van film is het meestal zo dat als foto’s allemaal dezelfde kleurzweem hebben, dit wijst op een onjuiste chemische ontwikkeling. Als de film zelf geen kleurzweem vertoont, kan hij worden hergebruikt voor het maken van een nieuwe reeks foto’s onder de juiste chemische omstandigheden. Als de film wel een afdruk bevat, kan deze tijdens de fotobewerking worden gecorrigeerd met filters.