Klassieke economie zegt dat de staat moet ingrijpen. Zij suggereert echter dat er gebieden zijn waar de markt niet de beste manier is om het algemeen belang te dienen. Zo blinkt onderwijs niet uit in een vrijemarkteconomie.
Smith vond dat een groter deel van de kosten van deze publieke diensten moet worden betaald door degenen met meer geld. Moderne libertaire economen verschillen op dit punt echter van klassieke economen.
Klassieke economie – de ‘onzichtbare hand’
Klassieke economen beweren dat markten zichzelf kunnen reguleren als ze vrij zijn van dwang. Met andere woorden, de markt vindt zijn eigen weg, en de overheid moet zich daar niet mee bemoeien.
Smith verwees naar een metaforische ‘onzichtbare hand’ die markten naar hun natuurlijke evenwicht leidt.
Wanneer een product schaars is, zullen er sterke prikkels zijn om de productie te verhogen. Is er daarentegen een overschot, dan wil men er minder van produceren.
In een vrije markt kunnen kopers kiezen uit veel verschillende leveranciers. Bedrijven die niet effectief concurreren, gaan failliet. Vervolgens zullen er nieuwe ontstaan.
Smith benadrukte het belang van concurrentie. Hij waarschuwde herhaaldelijk voor de gevaren van monopolies.
Keynesiaanse versus klassieke economie
Keynesiaanse economie, die in de jaren dertig van de vorige eeuw opkwam, staat in contrast met klassieke economie. Keynesiaanse economen zijn voorstander van tekorten op de begroting en het beheersen van de geldhoeveelheid. Ook zijn ze voorstander van een progressieve inkomstenbelasting om recessie en vermogensongelijkheid tegen te gaan.
Keynesiaanse theorie stelt dat de particuliere sector soms beslissingen neemt die de economie schaden. Als dat gebeurt, moet de overheid ingrijpen.
Klassieke economen verwerpen Keynesiaanse economie. Zij blijven erbij dat overheidsingrijpen recessies verergert.
Klassieke economen wijten de Grote Recessie aan overheidsingrijpen. De Grote Recessie volgde op de wereldwijde financiële crisis van 2007/8. De toekomst van Amerika is in gevaar tenzij het zijn koers wijzigt, waarschuwen klassieke economen.
Klassieke economen zeggen dat de markt vrijelijk de prijzen van goederen en lonen moet bepalen. Zij beweren dat het aanbod zijn eigen vraag kan creëren. Met andere woorden, de productie zal voldoende inkomen genereren om goederen te kopen.
Klassieke economen geven het Model T Ford als voorbeeld van dit idee. Het Model T was een auto die de Ford Motor Company produceerde van 1908 tot 1927. Het was in feite de eerste betaalbare auto.
‘Betaalbaar’ betekent ‘binnen het budget van de meeste mensen.’
Grote invloed van Smiths boek
Smiths ‘The Wealth of Nations’ was enorm invloedrijk. Tegen de jaren 1790 lazen mensen over de hele wereld het boek.
De Britse premier William Pitt had het al op de universiteit gelezen. Het beïnvloedde de stichters van de Verenigde Staten, met name Thomas Jefferson en James Madison.
Tegen de tijd van de Franse Revolutie was het boek zeer belangrijk in Frankrijk. Het boek werd vervolgens populair in Duitsland.
Het was het boek dat werd gelezen wanneer regeringen wilden weten wat ze aan de economie moesten doen. Het was ook het boek dat regeringen moesten lezen om te weten wat ze in het algemeen moesten doen.
Heden ten dage gebruiken professoren economie het materiaal uit Smiths boek in hun cursussen over de hele wereld.
Veel professoren filosofie zeggen dat Smith een opmerkelijk model heeft geleverd. Namelijk een model van hoe filosofie en sociale wetenschappen kunnen worden samengebracht.
Wij noemen economieën met een minimum aan overheidsbemoeienis open markten.
Volgens het Financial Times business dictionary is klassieke economie:
“Een school van economisch denken, geïllustreerd door de geschriften van Adam Smith in de 18e eeuw, die stelt dat een verandering in het aanbod uiteindelijk zal worden beantwoord door een verandering in de vraag – zodat de economie altijd naar een evenwicht toe beweegt.”