Burgerlijke discussie in de klasHoofdstuk 2: Bouwstenen voor een burgerlijke discussieInleiding tot de weerlegging
Als we willen leven in een samenleving die wordt gekenmerkt door levendige, burgerlijke discussies, is het niet genoeg om leerlingen te leren hoe ze een geïnformeerde mening kunnen hebben. We moeten hen ook leren hoe ze het met anderen oneens kunnen zijn. Er is echter een gebrek aan rolmodellen voor burgerlijke meningsverschillen. Als we willen dat jonge mensen geweldloze vaardigheden ontwikkelen om conflicten op te lossen, moeten we hen constructievere manieren leren om meningsverschillen aan te gaan.
Leren hoe je het oneens kunt zijn omvat meer vaardigheden dan de simpele weerlegging van een tegengesteld idee. Leerlingen moeten leren hoe ze op een weloverwogen manier kunnen spreken, hoe ze kunnen begrijpen welke ideeën waarschijnlijk escalatie in de hand werken en hoe ze redelijke en effectieve taal kunnen kiezen.
Het hebben van een basismethode voor weerlegging is een belangrijk punt om mee te beginnen. Het kan een kader en hulpmiddelen bieden voor het soort klassikale debatten en discussies dat leerlingen voorbereidt op burgerlijke onenigheid buiten de klas.
Start met het aanleren van een basis weerleggingsmethode in vier stappen, die hier wordt geschetst. Het voordeel van deze methode is dat ze leerlingen een structuur biedt waaraan ze hun ideeën kunnen ophangen – een structuur die leerlingen aanmoedigt hun argumenten te onderbouwen zonder persoonlijke aanvallen of laster.
Weerlegging in vier stappen
- Stap 1: Herformuleren (“Ze zeggen…”)
- Stap 2: Weerleggen (“Maar…”)
- Stap 3: Ondersteunen (“Omdat…”)
- Stap 4: Concludeer (“Daarom….”
Stap 1: Herformuleren.
Het eerste deel van de weerlegging is dat een leerling het betwiste argument opnieuw formuleert. Leerlingen moeten het tegenargument beknopt en eerlijk samenvatten; de cue “Zij zeggen…” (of “Sommigen zeggen…” of “Maria zei…”) is nuttig. Ontmoedig de leerlingen om de tweede persoon te gebruiken (“U zegt…) wanneer ze argumenten herhalen om te vermijden dat het te persoonlijk wordt. Leg ook uit dat de leerlingen het argument dat ze willen weerleggen niet in detail hoeven te herhalen; een samenvatting is prima. Dit heeft als bijkomend voordeel dat het leerlingen helpt te oefenen met samenvatten, een vaardigheid die de kern vormt van kritisch denken.
- Spreker 1: “School moet het hele jaar door.”
- Spreker 2: “Spreker 1 zegt dat school het hele jaar door moet.”
Stap 2: Weerleggen.
Hier maken leerlingen in een eenvoudige zin hun bezwaar tegen een punt kenbaar. Het is nuttig om leerlingen aan te moedigen de verbale cue “maar….” te gebruiken. Voor jongere leerlingen is het soms nuttig om de cue “Maar ik ben het er niet mee eens…” te gebruiken voor eenvoudige onenigheid. Deze tweede stap fungeert als een soort stellingname voor het tegenargument, zoals dit voorbeeld laat zien:
- Spreker 1: “School zou het hele jaar door moeten gaan.”
- Spreker 2: “Spreker één zegt dat school het hele jaar door zou moeten, maar school zou maar negen maanden moeten duren.”
Stap 3: Ondersteuning.
Dit deel van de weerlegging loopt parallel met de “RE” (reasoning and evidence) in ARE. Met behulp van de verbale cue “omdat” proberen de leerlingen voorbeelden te geven om hun redenering te ondersteunen:
- Voorspeller 1: “School moet het hele jaar door.”
- Voorspeller 2: “Voorspeller 1 zegt dat school het hele jaar door moet, maar school zou maar negen maanden moeten duren, omdat leerlingen tijd vrij moeten hebben om andere dingen te doen, zoals sporten en op vakantie gaan met het gezin.”
Stap 4: Conclude.
Studenten moeten proberen hun weerlegging af te ronden met een vergelijking, een contrast of een ander soort verklaring waaruit blijkt dat ze in staat zijn twee tegengestelde ideeën op te lossen. De verbale aanwijzing “daarom” in dit deel van het proces helpt leerlingen het argument logisch te benaderen. Beginners in dit proces zullen waarschijnlijk gewoon hun hoofdpunt herhalen; dat lijkt erg op de aanpak die we zien bij jonge schrijvers die proberen te leren hoe ze effectieve conclusies moeten schrijven voor korte essays of alinea’s. Naarmate leerlingen meer bedreven raken, leren ze “daarom” effectiever te gebruiken in meningsverschillen.
- Voorspeller 1: “School zou het hele jaar door moeten bestaan.”
- Voorspeller 2: “Spreker zegt dat school het hele jaar door zou moeten bestaan, maar school zou maar negen maanden moeten duren, omdat leerlingen tijd vrij moeten hebben om andere dingen te doen, zoals sporten en op vakantie gaan met het gezin. Daarom is het hele jaar door school slecht voor leerlingen.”