Weinig recente controverses zijn zo explosief geweest als die rond het aanroepen van Sophia in de eredienst, vooral op de oecumenische Re-Imagining conferentie die vorig jaar in Minneapolis werd gehouden. Voordat die conferentie zoveel opschudding veroorzaakte, realiseerden maar weinig christenen zich de christelijke erfenis van dat woord: Sophia is het Griekse woord voor wijsheid. In het Nieuwe Testament wordt het bijvoorbeeld gebruikt wanneer gesproken wordt over de wijsheid van God (Rom. 11,33; 1Kor. 1,24; Ef. 3,10). Andere religieuze systemen rond die tijd hadden echter een godin met de naam Sophia, dus het woord kan ook heidense noties uitdrukken.
Niettemin speelt het ook een belangrijke rol in de Schrift. In het Oude Testament wordt de Wijsheid (chokma in het Hebreeuws, sophia in het Griekse Oude Testament) vaak gevierd, en het meest uitbundig in Spreuken 1-9. Wijsheid wordt daar verpersoonlijkt in vrouwelijke vorm. Ze wordt in verheven termen geprezen: “al wat gij begeert, is met haar niet te vergelijken” (3:15), want “zij is een boom des levens” (3:18), en haar “vrucht is beter dan goud” (8:19). De wijsheid schreeuwt op straat, en moedigt vooral de “eenvoudigen” en de “spotters” aan om tot dieper inzicht te komen (1:20-23; 8:1-6). Toch wijzen de meeste mensen haar af (1:24-27).
De wijsheid heeft ook een kosmische rol: “Ik ben van eeuwigheid af gevestigd,” zingt ze, “vanaf het begin, voordat er ooit een aarde was” (8:23). Toen God schiep, “was ik naast hem als een meester-ambachtsman; en ik was dagelijks zijn vreugde, mij altijd verheugend voor hem” (8:30). Maar ondanks deze verheven functies lijkt de Wijsheid in Spreuken geen werkelijk goddelijk wezen te zijn, maar eerder een personificatie van een van Jahweh’s eigenschappen.
Deze Wijsheidsbeeldspraak breidt zich uit in de latere Hebreeuwse literatuur, waarvan de meeste nu …