Hyssop, (Hyssopus officinalis), groenblijvend tuinkruid van de muntfamilie (Lamiaceae), geteeld om zijn aromatische bladeren en bloemen. De plant heeft een zoete geur en een warme bittere smaak en wordt al lang gebruikt als smaakstof voor voedsel en dranken en als volksmedicijn. Hyssop is inheems in het gebied dat zich uitstrekt van Zuid-Europa oostwaarts tot Centraal-Azië en is genaturaliseerd geraakt in Noord-Amerika.
Hyssop is een kleine overblijvende plant van ongeveer 0,5 meter hoog met slanke houtige vierhoekige stengels. De gestippelde smalle elliptische bladeren zijn ongeveer 2 tot 3 cm lang en groeien in paren aan de stengel. In de zomer bloeien er lange, halfwortelvormige aren met kleine bloemetjes, meestal violetblauw, roze, rood of wit.
Hyssop heeft een lange geschiedenis van gebruik in voeding en remedies. Een sterke thee van de bladeren, gezoet met honing, is een traditionele remedie voor neus-, keel- en longaandoeningen en wordt soms uitwendig toegepast op kneuzingen. In de Middeleeuwen was hysop een stoofkruid. Tegenwoordig wordt het gebruikt voor het aromatiseren van vlees, vis, groenten, salades, snoepgoed en likeuren zoals absint. Honing gemaakt van hysop stuifmeel wordt als bijzonder fijn beschouwd. De bladeren bevatten hysopolie, een vluchtige olie die door parfumeurs wordt gebruikt.
Ezov, de hysop uit de Bijbel, werd historisch gebruikt bij de rituele reiniging van melaatsen, maar is geen Hyssopus officinalis, die in Palestina niet voorkomt; het kan een kappertje of een bonenkruid zijn geweest.
De niet-verwante haagwinde omvat kruiden van het geslacht Gratiola, behorend tot de Plantaginaceae-familie en inheems in moerassige gebieden in heel Eurazië en Noord-Amerika. De in Europa voorkomende Gratiola officinalis heeft cilindrische stengels en bladeren die twee keer zo groot zijn als die van de echte hysop. De bloemen zijn solitair en zitten in de oksels van de bladeren. Het kruid is bijna reukloos, maar heeft een misselijkmakende bittere smaak.