In een tijdperk van moderne anatomieatlassen en vrij verkrijgbare online body-browsers, komen Leonardo da Vinci’s tekeningen van organen en lichaamsdelen, gemaakt met ganzenveer, inkt en rood krijt, ons misschien voor als esthetisch aantrekkelijk, maar toch verouderd. Toch heeft bijna iedereen in Duitsland een reproductie van zijn beroemde Man van Vitruvius bij zich – op zijn ziekteverzekeringskaart. Alessandro Nova, directeur van het Kunsthistorisches Institut in Florenz, onderzoekt Leonardo’s werk daarentegen in het licht van de wetenschappelijke kennis die het voortbrengt.
Tekst: Guido Hinterkeuser
Iedereen die de anatomische tekeningen van Leonardo da Vinci bekijkt, zal zich waarschijnlijk eerst afvragen in hoeverre de gedetailleerde studies overeenstemmen met de huidige stand van de medische kennis. De voorstellingen lijken maar al te bekend, nauwelijks afwijkend van de manier waarop we de dingen vandaag de dag zien.
Het is echter belangrijk op te merken dat Leonardo een pionier was op dit gebied en niet in staat was te verwijzen naar iets dat ook maar in de buurt kwam van dergelijke grafische weergaven van de inwendige werking van het menselijk lichaam. Medisch-historisch onderzoek heeft de kennis die Leonardo in zijn tijd vergaarde reeds uitvoerig vergeleken met de anatomische informatie van vandaag, net zoals zijn specifieke morfologische en fysiologische ontdekkingen reeds lang ten volle gewaardeerd worden. De uitgebreide inventaris van tekeningen is ook filologisch geclassificeerd en onderverdeeld in anatomische eenheden zoals skelet, musculatuur, zenuwstelsel en bloedsomloop, alsook in de huidige gevestigde systemen, die in Leonardo’s tijd nog niet geïdentificeerd waren. Kortom, men kan zeggen dat de anatomische studies sindsdien goed onderzocht zijn.
Maar misschien was het juist dat wat Alessandro Nova, sinds 2006 directeur van het Kunsthistorisches Institut in Florenz, motiveerde om de tekeningen opnieuw te bekijken, niet zozeer door de resultaten ervan te onderzoeken, maar door de vraag te stellen welke rol het proces van het tekenen, de echte artistieke handeling, speelde in het genereren van wetenschappelijke kennis.
Gesluierd in de schaduw van onwetendheid
Giorgio Vasari (1511 tot 1574), die met uitgebreide biografieën hulde bracht aan tal van renaissancekunstenaars, besteedde ook aandacht aan Leonardo’s anatomische studies en belichtte diens samenwerking met de arts en anatomieprofessor Marcantonio della Torre (1481 tot 1511). Volgens Vasari, “was hij een van de eersten die de problemen van de geneeskunde begon te illustreren met de leer van Galen, en om echt licht te werpen op de anatomie, die tot dan toe gehuld was geweest in de dikke en grove schaduw van onwetendheid. En daarbij vond hij geweldige hulp in het brein, het werk en de hand van Leonardo, die een schetsboek maakte met tekeningen in rood krijt, geretoucheerd met pen en inkt: de lichamen die hij met zijn eigen hand ontleedde, waren met de grootste ijver getekend.”
Leonardo was op het hoogtepunt van zijn anatomisch onderzoek toen hij rond 1510 della Torre ontmoette in Pavia. De kunstenaar had zijn aandacht al in 1487 in Milaan op de anatomie gevestigd – iets wat hem de rest van zijn leven zou bezighouden. In het begin speelde zijn onderzoek naar de traditionele medische kennis een belangrijke rol, althans voor zover hij in staat was dergelijke informatie aan te boren. Men moet immers niet vergeten dat Leonardo autodidact was op dit gebied, en noch Latijn noch Grieks kon lezen. In zijn tijd werd hij beschouwd als een man zonder klassieke opleiding, wat het voor hem veel moeilijker maakte toegang te krijgen tot de academische wereld.
Dit was vooral het geval met het werk van Galenus van Pergamon (129 tot 199 n.Chr.), wiens doctrines in die tijd onomstreden waren. Het is bewezen dat Leonardo’s bibliotheek een exemplaar bevatte van Johannes de Ketham’s Fasciculus Medicinae, waarvan de illustraties tenminste visueel Galen’s leer konden aantonen voordat een Italiaanse editie werd gepubliceerd in 1495. Toen Leonardo zijn eerste lijkendissecties uitvoerde, was het zijn doel de eeuwenoude opvattingen van de Griekse anatoom en arts te begrijpen en te verifiëren; zijn nauwgezette lijkendissecties brachten hem echter steeds meer in conflict met deze overgeleverde kennis. Er ontstond een uitdagende situatie, die vanaf dat moment ook in Leonardo’s tekeningen zou worden weerspiegeld. De tegenstrijdigheden die hij tegenkwam spoorden hem aan tot het maken van een eigen geïllustreerd werk dat zijn observaties kon vastleggen en dat uiteindelijk niet minder dan een nieuw begrip van het menselijk lichaam moest overbrengen.
Virtuositeit met krijt, pen en zilverpunt
Leonardo’s ontmoeting met della Torre twintig jaar later was een belangrijke ervaring voor hen beiden. Leonardo had baat bij de uitwisseling met een wetenschapper die de terminologie en de regels van het vak beheerste. Della Torre, aan de andere kant, kon goed gebruik maken van de buitengewone vaardigheden van de kunstenaar als tekenaar. “Het zou echter onjuist zijn om Leonardo’s rol te reduceren tot die van een kunstenaar die eenvoudigweg zijn oog en hand ter beschikking stelde van della Torre,” zegt Alessandro Nova, wiens onderzoek hier begint. Want hoewel geen van Leonardo’s tijdgenoten zo bedreven was in het tekenen met pen en zilverpunt of met zwart en rood krijt als Leonardo, zijn zijn anatomische werken allesbehalve een exacte mimetische registratie van de werkelijkheid die zich zou hebben voorgedaan aan iedereen die de ontleedde lijken van dichtbij bekeek. “Hun grafische helderheid komt veeleer voort uit een enorme intellectuele capaciteit die eerder systematiseerde en vatte wat hij waarnam,” benadrukt Nova. “Ik noem dit een ‘manipulatie van de visuele gegevens’ of de ‘geconstrueerde weergave’. Leonardo verweefde op meesterlijke wijze verschillende technieken met elkaar, zoals het samenvoegen van afgescheiden aanzichten tot een nieuw beeld, het uitvergroten, scheiden of ontmantelen van details, en het vereenvoudigen of fragmenteren van lichamelijkheid ten bate van een transparante figuur.”
Leonardo’s tekening van de vrouwelijke organen bijvoorbeeld, die hij kort voor zijn ontmoeting met della Torre voltooide, is een ingenieuze constructie die, hoewel zij nooit in werkelijkheid zou worden aangetroffen, niettemin een beeld geeft van de morfologie en de werking van het vrouwelijk lichaam met een precisie die tot dan toe niet had bestaan. Leonardo hield rekening met de grafische figuratieve modaliteiten: terwijl hij de baarmoeder als transparant tekende, beeldde hij de luchtpijp driedimensionaal en volledig gevormd af. Het hart daarentegen gaf hij in doorsnede weer, en de spijsverteringsorganen, zoals maag en darm, liet hij geheel weg ten gunste van een duidelijker ordening. Dit voorbeeld toont duidelijk aan – en dit geldt voor de meeste anatomische tekeningen van Leonardo – dat het gestileerde voorstellingen zijn en dat het hun hoge graad van abstractie is die hun overtuigende leesbaarheid tot op vandaag verzekert.
Clariteit door de kunst van het weglaten
Om de musculatuur van de voet en het onderbeen te illustreren, maakte Leonardo ook gebruik van de kunst van het weglaten en haalde gewoon het volledige skelet eruit, omdat dit de structuur en organisatie van de spieren en pezen zou hebben verdoezeld. Door de wervelkolom in zijn afzonderlijke delen te ontleden, illustreerde hij grafisch hun structuur, die anders zeer uitvoerig had moeten worden uitgelegd. Daartoe vergrootte hij bepaalde beenderen buiten proportie om hun bijzondere functionaliteit te benadrukken; bij andere achtte hij het noodzakelijk ze vanuit verschillende perspectieven te tonen om het begrip van alle kanten te vergemakkelijken. “Leonardo zelf verklaarde: ‘Door deze tersiste manier van tekenen vanuit verschillende perspectieven, verschaft men volledige en ware kennis van hen,'” zegt Alessandro Nova, die de kunstenaar en geleerde citeert.
Dit methodische begrip is al te zien in Leonardo’s vroege anatomische tekeningen, zoals de schedelstudies uit 1489. Alleen de combinatie van afbeeldingen vanuit verschillende perspectieven, bijvoorbeeld de orthogonale projectie en het bovenaanzicht, kan de toeschouwer een volledig en informatief beeld geven van het inwendig functioneren van de schedel. De tekening is dus geen afbeelding van de schedel, maar een symbool dat in deze vorm in werkelijkheid niet te zien is. Bovendien kan Nova het modelmatige karakter van zo’n montage overtuigend aantonen door Leonardo’s doorsnedetekeningen van de centrale structuur van een koepelkerk te vergelijken: “Hij paste de afbeeldingsmethoden die hij kende van zijn werk als kunstenaar aan voor zijn anatomische studies.”
In het gezelschap van gevierendeelde lijken
Het toeval wil dat Leonardo in 1509 in een nieuw voorwoord bij zijn anatomische verhandeling opsomde wat hij beschouwde als de noodzakelijke vereisten voor moderne anatomische tekeningen. “Daarbij wijst hij er expliciet op dat er veel meer voor nodig is dan vakkundig tekenwerk,” zegt Nova met een grijns, in het licht van Leonardo’s klaarblijkelijke vooruitziende blik, en gaat verder met het citeren van Leonardo’s woorden: “Maar hoewel u belangstelling hebt voor het onderwerp, kunt u misschien worden afgeschrikt door een natuurlijke weerzin, of als dit u niet weerhoudt, dan misschien door de angst om de nachtelijke uren door te brengen in het gezelschap van deze lijken, gevierendeeld en gevild, en afschuwelijk om te zien. En als dit u niet afschrikt, dan ontbreekt u misschien de vaardigheid in het tekenen die voor een dergelijke voorstelling noodzakelijk is, en zelfs als u deze vaardigheid bezit, kan het zijn dat deze niet gecombineerd wordt met kennis van perspectief, terwijl u, als deze zo gecombineerd wordt, misschien niet onderlegd bent in de methoden van geometrische demonstratie, of de methoden om de krachten en de kracht van de spieren te schatten; of u kunt misschien een gebrek aan geduld hebben, zodat u niet ijverig zult zijn.”
Tekenen is voor Leonardo een cognitieve handeling
Leonardo bewerkte zijn tekeningen dus doelbewust en werkte voortdurend aan de verbetering van de vormen van weergave. Als natuurwetenschapper drong hij door tot de oppervlakte van het lichaam, terwijl hij het van binnenuit ontleedde. Als kunstenaar keerde hij door middel van diagrammen terug naar het lichaam als geheel, dat hij opnieuw samenstelde uit de informatie die hij belangrijk vond. Zijn tekening bevat een dichtheid aan informatie die nooit uit één enkele autopsie had kunnen worden gehaald. Slechts verschillende dissecties genereerden uiteindelijk de “gegevens” die uitmondden in een collectieve voorstelling en het totaalbeeld opleverden. Het resultaat was dat Leonardo, door na te denken over de manier om tot de beste afbeelding te komen, tegelijkertijd een dieper begrip van het object kreeg. “Voor hem is tekenen dan ook geen reproductieve, maar een cognitieve handeling,” verklaart Hana Gründler, die met Alessandro Nova aan dit project werkt. “In zijn tekeningen stelt Leonardo niet gewoon ‘vaste’ kennis voor. Het is eerder de handeling van het tekenen zelf die hernieuwde reflexies vrijmaakt over wat er getekend wordt. Dit leidt op zijn beurt tot een gewijzigde kijk op het onderzoeksobject.” Gründler vervolgt: “De procesmatigheid in het verwerven en genereren van kennis wordt ook zichtbaar in de talrijke correcties en verbeteringen die in de tekeningen zijn vastgesteld.”
Nieuwe waarnemingen versus oude kennis
Leonardo’s onderzoek begon natuurlijk met natuurstudies, die hem steeds weer aanleiding gaven om de complexe inspanningen die nodig waren voor het uitvoeren van lijkschouwingen, of dat nu in Milaan, Florence of Rome was, te ont-moeten. Door empirische studies slaagde hij erin de traditionele wetenschappelijke voorstellingen te herzien, en een korte blik op de illustraties in Ketham’s boek volstaat om de vooruitgang in Leonardo’s tekeningen te waarderen, die een nieuw tijdperk aangeven in de geschiedenis van de weergave van het menselijk lichaam. “Maar soms brak hij niet helemaal met de traditie,” benadrukt Nova, en noemt de studies waarin Leonardo en della Torre hun aandacht richtten op het hart en zijn hartkamers. Terwijl zij enerzijds de baanbrekende ontdekking deden dat het systeem van het hart vier – en niet slechts twee – hartkamers omvatte, gaven Leonardo’s tekeningen hiervan, die hun ontdekking vastlegden, het tussenschot van het hart weer als poreus en doorlatend voor bloed, wat hij niet had kunnen waarnemen op een blootgelegd hart. “Hij kon het hypothetische bestaan van deze poriën tussen de hartkamers alleen uit de literatuur van die tijd hebben gehaald. De precisie van de nieuwe waarnemingen botst hier nog steeds met de ficties van de conventionele kennis zoals die werd bijgebracht in de leer van Galen,” concludeert Nova.
Een voetnoot in de geschiedenis van de geneeskunde
Hoewel de tekeningen de kern vormen van Nova’s onderzoek, kunnen zij niet volledig begrepen en geanalyseerd worden zonder de begeleidende teksten die Leonardo toevoegde in zijn beroemde spiegelschrift. Tekst en beeld vormen een onafscheidelijk geheel. Al heel vroeg was Leonardo van plan de resultaten van zijn dissecties te publiceren in een rijk geïllustreerd werk met de titel De figura umana – “natuurlijk is het jammer dat hij, zoals met zoveel van de projecten in zijn leven, uiteindelijk niet in staat was deze onderneming tot een goed einde te brengen,” vindt Nova. Dit is de reden waarom er in de huidige geschiedenis van wetenschap en geneeskunde slechts af en toe naar Leonardo wordt verwezen. Alleen de schriftelijke toelichtingen maken het mogelijk functionele correlaties uit te leggen en de primaire morfologische observatie vanuit een fysiologisch perspectief te communiceren.
Vindingen opgesteld in dialoogvorm
Daartoe veranderde Leonardo in de loop der decennia zelfs het concept van zijn verhandeling. Terwijl hij in 1489 uitging van een strakke, evenwichtige synthese van woord en beeld, waarin uiteindelijk toch de tekeningen zouden hebben overheerst, besloot hij vanaf 1509 de resultaten in dialoogvorm op te stellen, wat in de Italiaanse Renaissance de standaard was voor veel geschreven werken, en waarmee twijfels, meningen en onopgeloste kwesties beter tot uitdrukking konden worden gebracht. Leonardo kwam tot het inzicht dat men zich slechts tot het medium van de tekening kon beperken “als het mogelijk zou zijn om alle dingen die in deze tekeningen worden afgebeeld in één enkele figuur waar te nemen. Maar het is beter om weer te geven en te beschrijven.”
“Uiteindelijk was het een andere arts die profiteerde van Leonardo’s prestaties,” zegt Alessandro Nova. “Het was de Vlaamse anatoom Andreas Vesalius die in 1543 als eerste een geïllustreerd anatomisch werk publiceerde, gebaseerd op dissecties van het lichaam: het compendium De humani corporis fabrica. Maar men gelooft dat hij Leonardo’s tekeningen gekend kan hebben.”
De anatomische materie en de uitgebreide begeleidende teksten gaan verder dan waar een kunsthistoricus zich gewoonlijk mee bezighoudt, waardoor een interdisciplinaire benadering vrijwel onontkoombaar is. In 2008 werd in Florence een conferentie gehouden waaraan fysici en wetenschapshistorici, filologen en linguïsten, en niet in de laatste plaats kunsthistorici deelnamen. De resultaten werden in 2011 gepubliceerd in een essaybundel getiteld Leonardo da Vinci’s Anatomical World. Taal, Context en ‘Disegno’. In deze publicatie wordt Leonardo’s taal onderzocht en wordt een licht geworpen op de filosofische en literaire werken waarmee hij te maken had en die zijn teksten beïnvloedden. Het kan als een verrassing komen dat, tot op dat moment, en ondanks de immense hoeveelheid literatuur over het leven en werk van Leonardo, niemand ooit zijn aandacht had gericht op de boeken en verhandelingen geschreven door della Torre, ook al werkte hij, voor een korte tijd, in zo’n nauwe samenwerking met Leonardo.
De zoektocht naar de zetel van de ziel
Aangezien de studie van het menselijk lichaam voor Leonardo veel meer was dan een empirisch-wetenschappelijk project, kunnen de metafysische aspecten niet over het hoofd worden gezien. “Terwijl ik dacht te leren hoe ik moest leven, heb ik geleerd hoe ik moest sterven,” filosofeerde hij eens, en het is geen verrassing dat de zoektocht naar de zetel van het intellect, de ziel en de emoties herhaaldelijk gepaard gaat met zijn anatomische studies. De ontmoeting met een 100-jarige man in Florence omstreeks 1507/1508, met wie Leonardo kort voor zijn dood sprak en wiens lichaam hij vervolgens ontleedde, bracht hem ertoe te zoeken naar sporen van sterven in de specifieke anatomie van de overledene. Aangezien in die dagen het stervensproces vooral werd geassocieerd met kwelling en lijden, had het rustige heengaan van de oude man een sterke indruk op Leonardo gemaakt.
In de tussentijd is Alessandro Nova zich bij zijn onderzoek van Leonardo’s tekeningen ook gaan richten op andere wetenschappelijke gebieden. Daartoe nodigde hij de jonge geleerde Rodolfo Maffeis uit om samen met hem onderzoek te doen naar Leonardo’s studies op het gebied van licht en astronomie. In tegenstelling tot de anatomische tekeningen zijn de astronomische schetsen niet historisch-filologisch onderzocht, wat betekent dat ze eerst moeten worden geclassificeerd en ingebed in de kenniscontext van die tijd. Bovendien waren er in 2011 en 2013 nog twee conferenties gewijd aan de optische studies van Leonardo en aan zijn concept van de natuur. “Ook op het gebied van de optica treffen we de typische driedeling aan: toe-eigening van traditionele kennis, contrapositie van zijn eigen experimenten en observaties, en vastlegging van de resultaten in teksten, schetsen en tekeningen”, aldus Nova, die verslag doet van de eerste resultaten. Net als de anatomie hield de optica Leonardo zijn hele leven bezig, zodat het niet ver gezocht is om zijn nauwgezette wetenschappelijke studies te interpreteren als een permanente ondertoon van zijn artistieke prestaties.
Of vormden zij zelfs de hoofdtekst? Het verder onderzoeken van de verwevenheid tussen kunst en wetenschap, die in het verleden zeer nauw met elkaar verbonden waren, zou vitale impulsen kunnen bieden aan het onderzoek naar Leonardo da Vinci. Dankzij Alessandro Nova heeft deze interrelatie eindelijk een bastion gevonden in het Kunsthistorisches Institut in Florenz.
Note: Het artikel werd voor het eerst gepubliceerd in MaxPlanckResearch 3/2013.