De uitdrukking “Met God wordt niet gespot” staat in Galaten 6:7, “Laat u niet misleiden: Met God wordt niet gespot, want wat men zaait, zal men ook oogsten.” Spotten met God betekent het niet respecteren, onteren, ontkennen of negeren van Zijn bestaan. Het is een ernstige overtreding die begaan wordt door hen die David beschrijft als goddelozen omdat er “geen vrees voor God is voor de ogen” (Psalm 36:1). Maar met God wordt niet lang gespot en uiteindelijk zullen er consequenties zijn voor zulk gedrag.
In de Bijbel is bespotting een gedrag en houding van de dwaas (Psalm 74:22), de goddeloze (Psalm 1:1), de vijand (Psalm 74:10), de hater van kennis (Spreuken 1:22; 13:1), de hoogmoedige (Psalm 119:51; Jesaja 37:17), en de onleerbare (Spreuken 15:12). Het hart van de spotter is koud en in zijn dwaasheid en goddeloosheid neemt hij een bewuste beslissing om God de rug toe te keren en het kwade na te jagen. Het ontbreekt spotters aan nederigheid, wijsheid en goedheid in geestelijke zaken.
Spotters beperken hun minachting niet tot God alleen, maar breiden die ook uit tot Gods volk. Gelovigen worden geacht dezelfde minachting en oneervolheid te verdienen als zij hun trouw betuigen aan de God die hen geschapen heeft en aan de Heiland die eeuwig leven geeft. In het Oude Testament ondergingen Gods profeten dezelfde vernedering als gelovigen door de geschiedenis heen. De profeet Jeremia werd “het lachertje van alle volken” en was “het voorwerp van hun hoon de hele dag door” (Klaagliederen 3:14). Nehemia werd door zijn vijanden bespot (Nehemia 2:19). Elisa werd bespot door de jongeren van Bethel (2 Koningen 2:23).
In het Nieuwe Testament werd niemand meer bespot en oneerbiedig behandeld dan de Here Jezus Christus – door Herodes en zijn soldaten (Lukas 23:11), door de Romeinse soldaten (Marcus 15:20; Lukas 23:36), door een dief aan een kruis (Lukas 23:39), en door de Joodse leiders die langs het kruis liepen (Mattheüs 27:41). De haat tegen God in de harten van de spotters sloeg ook over op Zijn volgelingen. Paulus werd bespot door de filosofen van Athene toen hij predikte over de opstanding (Handelingen 17:32). De geest van bespotting gaat tot op de dag van vandaag door tegen allen die belijden te geloven in de Bijbel en in Jezus als de enige weg tot redding.
De uitspraak dat met God niet wordt gespot, is een waarschuwing tegen het bespotten van wat heilig is. Uiteindelijk en onvermijdelijk zullen spotters worden gestraft. Door de Schrift heen waarschuwt God de spotters die Hem verwerpen, door hun spotternij tegen hen te keren. God zal de spotters bespotten en hen uitlachen zoals zij Hem hebben uitgelachen. “Maar Gij, o HEERE, zult hen uitlachen; Gij zult alle volken bespotten” (Psalm 59:8; zie ook Psalm 2:4). God kan niet bedrogen worden (Hebreeën 4:12-13). De zonde van Achan (Jozua 7) en de vlucht van Jona (Jona 1) waren God niet onbekend. Jezus’ herhaalde woorden tot elke gemeente in Openbaring 2-3 waren: “Ik ken uw werken.”
Hoewel het voor ons misschien gemakkelijk is om de fouten in Bijbelse personages te zien, is het moeilijker om de geest van bespotting in onszelf te herkennen. Gelovigen kunnen kritiek hebben op degenen buiten de kerk die God bespotten, maar de meest subtiele bespotting van God, en de meest gevaarlijke, kan in ons eigen hart zijn. Wij zijn schuldig aan bespotting wanneer onze daden niet overeenstemmen met onze geloofsbelijdenissen, waardoor buitenstaanders Gods volk bespotten met beschuldigingen van hypocrisie. Een uiterlijk vertoon van spiritualiteit of godsvrucht zonder een innerlijke verandering van hart bespot God. God kent het hart van iedere man en vrouw en Hij weet wiens hart van Hem is afgekeerd. We zouden er goed aan doen onze eigen harten te onderzoeken om te zien of we werkelijk in het geloof zijn (2 Korintiërs 13:5) en om er zeker van te zijn dat onze daden onze woorden ondersteunen.
Als we werkelijk in het geloof zijn, moeten we oppassen dat we niet wandelen met, staan naast of gezelschap houden van hen die God minachten, want God laat niet met zich spotten: “Welgelukzalig is hij, die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaars, noch zit op den stoel der spotters; maar zijne vreugde is in de wet des Heren, en op zijne wet mediteert hij dag en nacht” (Psalm 1:1-2).
Galaten 6:7 zegt dat God niet bespot wordt? Wat betekent dat?
Previous articleSlow Cooker Tater Tot CasseroleNext article Wetenschappers van SOEST onderzoeken eerste hulp bij steek door oorlogsbodem