Deel III, De vervreemdingstheorie
Door Bertell Ollman
De vervreemdingstheorie
De vervreemdingstheorie is de intellectuele constructie waarin Marx het verwoestende effect weergeeft van de kapitalistische productie op de mens, op zijn lichamelijke en geestelijke gesteldheid en op de sociale processen waarvan hij deel uitmaakt. De vervreemding, waarin het handelende individu centraal staat, is Marx’ manier om naar zijn tijdgenoten en hun omstandigheden te kijken (een reeks vormen om hun interactie te begrijpen) en ook naar wat hij daar ziet (de inhoud die in deze vormen wordt gegoten). Onder dezelfde noemer vallen de verbanden tussen een mens, zijn activiteit en producten, zijn medemensen, de levenloze natuur en de soort. Als een grote samenvatting van Marx’ opvatting van de mens in de kapitalistische maatschappij kon de theorie van de vervreemding dus pas worden uiteengezet nadat men zich rekenschap had gegeven van de samenstellende elementen ervan.
Voor de bespreking van de vervreemding zullen de volgende punten, die vroeg in deel I naar voren zijn gebracht en in de volgende hoofdstukken worden geïllustreerd, dienen als mijn filosofisch karakter: Marx’ onderwerp bestaat uit een organisch geheel; de verschillende factoren die hij behandelt zijn facetten van dit geheel; tussen al deze factoren bestaan interne relaties; wederkerige werking overheerst en heeft logische prioriteit boven causaliteit; wetten houden zich bezig met patronen van wederkerige werking; de begrippen die Marx gebruikt om naar factoren te verwijzen geven hun interne relaties weer; Dit maakt het mogelijk om over elke factor te spreken als een ‘uitdrukking’ van het geheel (of een groot deel daarvan) of als een ‘vorm’ van een andere factor; tenslotte stelt Marx’ opvatting dat factoren intern gerelateerd zijn, samen met zijn gewoonte om dergelijke relaties op te nemen als deel van de betekenissen van de omhullende begrippen, hem in staat om kwaliteiten die in de populaire geest geassocieerd worden met de ene factor over te dragen naar een andere om een significante verandering in hun wederkerige werking te registreren. In een poging om binnen dit kader een samenhangende uiteenzetting van Marx’ vervreemdingstheorie te construeren, zal dit kader zelf op de proef worden gesteld.
De belangrijkste vorm waarin de vervreemdingstheorie wordt gegoten is misschien wel de interne relatie die zij onderstreept tussen het heden en de toekomst, omdat zij in de eerste plaats de toepassing van de theorie bepaalt. Vervreemding kan alleen worden begrepen als de afwezigheid van onvervreemdbaarheid, waarbij elke toestand dient als referentiepunt voor de andere. En voor Marx is onvervreemdbaarheid het leven dat de mens leidt in het communisme. Zonder enige kennis van het toekomstige millennium blijft vervreemding een verwijt dat nooit kan worden opgehelderd. Een benadering om de “logische geografie” in kwestie te begrijpen kan worden gemaakt door de uitdrukkingen “gezondheid” en “ziekte” tegenover elkaar te stellen: we weten alleen wat het is om een bepaalde ziekte te hebben omdat we weten wat het is om die niet te hebben. Als wij geen idee van gezondheid hadden, zou de situatie die door de symptomen wordt gedekt, “normaal” lijken.1 Wanneer wij verklaren dat iemand ziek is, beschouwen wij dit bovendien als een “feitelijke constatering” en niet als een evaluatie op basis van een externe norm. Dat komt omdat we gezondheid en ziekte gewoonlijk opvatten als intern gerelateerd, waarbij de afwezigheid van het ene een noodzakelijk element is voor het meten van het andere. Op dezelfde manier kunnen we zijn opmerkingen niet als evaluaties beschouwen omdat Marx een interne relatie tussen de toestanden van vervreemding en onvervreemdbaarheid veronderstelt. Er is geen norm ‘van buitenaf’ van waaruit we kunnen oordelen.
‘Vervreemding’ wordt door Marx dus gebruikt om te verwijzen naar elke toestand van het menselijk bestaan die ‘weg van’ of ‘minder dan’ onvervreemdbaarheid is, hoewel hij dit verwijt, toegegeven, over het algemeen voorbehoudt aan de meer extreme gevallen.2 Het is echter in deze zin en op deze schaal dat Marx over vervreemding spreekt als ‘een fout, een gebrek, dat er niet zou moeten zijn’.3 Zowel van het individu als van zijn manier van leven kan men spreken als ‘vervreemd’, en in het laatste geval wordt de term ‘rijk van vervreemding’ toegepast op de meest besmette gebieden.4*Uit de aanvaarding van het communisme als de relevante maatstaf volgt bovendien dat alle klassen als vervreemd worden beschouwd op de wijze en in de mate waarin hun leden tekortschieten ten opzichte van het communistische ideaal. Dienovereenkomstig stelt Marx dat een van de uitingsvormen van vervreemding is dat “allen onder de heerschappij van onmenselijke macht staan” en voegt daaraan toe: “Dit geldt ook voor de kapitalist”.5 De vormen van vervreemding verschillen per klasse omdat hun positie en levensstijl verschillen, en zoals verwacht is de aandoening van het proletariaat het ergst. Marx staat ook veel meer stil bij het lot van de producenten, en heeft hen meestal in gedachten wanneer hij algemene uitspraken doet over ‘de vervreemding van de mens’. In dergelijke gevallen worden ook andere klassen in de verwijzing betrokken, voor zover zij met het proletariaat de eigenschappen of omstandigheden gemeen hebben waarover gesproken wordt. Ik heb dezelfde werkwijze gevolgd bij het relateren van Marx’ opvattingen. Door een speciaal hoofdstuk toe te voegen over de bijzondere vervreemding van de kapitalisten, hoop ik de verwarring weg te nemen die hierdoor kan ontstaan.
De theorie van de vervreemding is echter meer dan alleen maar een samenvatting van wat reeds gezegd is over Marx’ mensbeeld. Het is ook een nieuw gezichtspunt van waaruit de mens kan worden bekeken en van waaruit dus over hem kan worden gesproken, een gezichtspunt dat de nadruk legt op het feit van segmentatie of praktische afbraak van de onderling verbonden elementen in zijn definitie. Al die eigenschappen, door Marx opgevat als relaties, die de mens onderscheiden van andere levende wezens, zijn veranderd, zijn iets anders geworden.6 In een verklaring van zijn taak verklaart Marx:
Wat verklaard moet worden is niet de eenheid van de levende en actieve mens met de natuurlijke, anorganische condities van zijn stofwisseling, met de natuur, en dus zijn toe-eigening van de natuur; noch is dit het resultaat van een historisch proces. Wat we moeten verklaren is de scheiding van deze anorganische voorwaarden van het menselijk bestaan met dit actieve bestaan, een scheiding die pas volledig voltooid is in de relatie tussen loonarbeid en kapitaal.7 (Marx’ nadruk.)
Gezien de bijzondere eenheid tussen mens en natuur bij Marxabetted door zijn opvatting van interne relatiesgraspen als de menselijke natuur, wordt elke significante verandering in deze relaties die de rol van het individu als initiator vermindert, gezien als het uit elkaar trekken ervan. Van evidente uitdrukkingen van zijn onderscheidend karakter zijn de relaties tussen de mens en de externe wereld middelen geworden om dit karakter te verdoezelen achter elk van de verschillende elementen waarover hij de controle verloren heeft. De vervreemdingstheorie concentreert zich op de veronderstelde onafhankelijkheid van deze elementen.
De vervorming van wat Marx als de menselijke natuur beschouwt, wordt over het algemeen aangeduid in bewoordingen die suggereren dat een essentiële band in het midden is doorgesneden. Er wordt gesproken over de mens als gescheiden van zijn werk (hij speelt geen rol in de beslissing wat te doen of hoe het te doen) een breuk tussen het individu en zijn levensactiviteit. Er wordt gezegd dat de mens gescheiden is van zijn eigen produkten (hij heeft geen controle over wat hij maakt of wat er nadien mee gebeurt), een breuk tussen het individu en de materiële wereld. Er wordt ook gezegd dat hij gescheiden is van zijn medemensen (concurrentie en klassenvijandigheid hebben de meeste vormen van samenwerking onmogelijk gemaakt), een breuk tussen mens en mens. In alle gevallen is een relatie die de menselijke soort onderscheidt verdwenen en zijn de samenstellende elementen ervan gereorganiseerd om als iets anders over te komen.
Wat van het individu overblijft nadat al deze splitsingen hebben plaatsgevonden, is niet meer dan een romp, een kleinste gemene deler die wordt bereikt door het afsnijden van al die kwaliteiten waarop zijn aanspraak op erkenning als mens is gebaseerd. Aldus ontdaan, is de vervreemde persoon een “abstractie” geworden. Zoals we zagen, is dit een bredere term die Marx gebruikt om te verwijzen naar elke factor die geïsoleerd lijkt van het sociale geheel. In die zin worden vervreemde arbeid en kapitaal ‘abstracties’ genoemd.8 Op zijn eenvoudigst verwijst ‘abstractie’ naar het soort zuiverheid dat in leegte wordt bereikt. Het tegenovergestelde ervan is een reeks betekenisvolle bijzonderheden waardoor mensen weten dat iets uniek is. Aangezien deze bijzonderheden interne relaties met andere factoren inhouden, wordt elke factor als één van een soort erkend in de mate dat het sociale geheel er uitdrukking in vindt. Omdat wij niet begrijpen op welke wijze het sociale geheel in een factor aanwezig is (d.w.z. het hele scala van zijn bijzondere eigenschappen in hun interne relaties), lijkt deze factor onafhankelijk te zijn van het sociale geheel, wordt hij een “abstractie”. Als abstractie wordt datgene wat er uniek aan is (en dat zijn weer de bijzondere manieren waarop het met anderen verbonden is, opgevat als deel van wat het is) uit het oog verloren achter zijn oppervlakkige gelijkenissen met andere abstracties. En het is op basis van deze gelijkenissen, veralgemeend tot de een of andere klasse, dat de vervreemde mens zijn wereld tracht te begrijpen. Op deze manier wordt intelligentie misleid tot classificatie.
De vervreemde mens is een abstractie omdat hij het contact met alle menselijke specificiteit heeft verloren. Hij is gereduceerd tot het verrichten van ongedifferentieerd werk aan menselijk niet te onderscheiden objecten tussen mensen die beroofd zijn van hun menselijke verscheidenheid en medeleven. Er blijft weinig over van zijn relatie tot zijn activiteit, zijn produkt en zijn medemensen, dat ons in staat stelt de eigenaardigheden van zijn soort te vatten. Bijgevolg meent Marx over dit leven te kunnen spreken als ‘het abstracte bestaan van de mens als louter werkman die daarom vanuit zijn gevulde leegte in de absolute leegte kan vallen’.9 Hoewel Marx duidelijk overdrijft door de vervreemde mens een gat in de lucht te noemen, is het in zo’n extreme opvatting dat de term ‘abstractie’ zijn oorsprong vindt.
Terwijl het individu in een abstractie degenereert, ondergaan de afgesplitste delen van zijn wezen (die niet langer onder zijn controle staan) hun eigen transformatie. Drie eindproducten van deze ontwikkeling zijn eigendom, industrie en religie, die Marx de “vervreemde levenselementen” van de mens noemt.10 (Deze opsomming is zeker niet volledig, maar het punt behoeft geen verdere voorbeelden.) In alle gevallen ontwikkelt de andere helft van een verbroken relatie, gedragen door een eigen sociale dynamiek, zich via een reeks vormen in een richting weg van zijn begin in de mens. Uiteindelijk gaat zij een zelfstandig leven leiden, d.w.z. zij krijgt “behoeften”, die het individu dan gedwongen wordt te bevredigen, en de oorspronkelijke band is zo goed als uitgewist. Dit proces verklaart voor een groot deel de macht die geld in kapitalistische samenlevingen heeft, het kopen van voorwerpen die nooit verkocht hadden kunnen worden als zij integraal bestanddeel van hun producent waren gebleven.
Wat zich in de werkelijke wereld afspeelt, weerspiegelt zich in de hoofden van de mensen: essentiële elementen van wat het betekent een mens te zijn, worden opgevat als onafhankelijke en, in sommige gevallen, almachtige entiteiten, waarvan de banden met hem anders lijken dan zij in werkelijkheid zijn.11 De ideeën die deze werkelijkheid omvatten, delen al haar tekortkomingen.12 Het geheel is uiteengevallen in talrijke delen waarvan de onderlinge samenhang in zijn geheel niet meer kan worden vastgesteld. Dit is de essentie van vervreemding, of het nu gaat om de mens, zijn activiteit, zijn product of zijn ideeën. Als vervreemding de versplintering is van de menselijke natuur in een aantal miskende delen, dan zouden we verwachten dat het communisme zou worden voorgesteld als een soort hereniging. En dat is precies wat we vinden. Bij één gelegenheid beweert Marx dat het communisme “de volledige terugkeer van de mens tot zichzelf als sociaal (d.w.z. menselijk) wezen is – een terugkeer die bewust wordt, en die wordt volbracht met de hele rijkdom van een eerdere ontwikkeling. Het is “de positieve transcendentie van alle vervreemding, dat wil zeggen, de terugkeer van de mens van religie, familie, staat, enz. naar zijn menselijke, dat wil zeggen sociale, bestaanswijze”.13 In het communisme wordt de breuk geheeld en worden alle elementen die voor Marx een mens uitmaken weer verenigd. Veel van de kenmerken die aan het volledige communisme worden toegeschreven, zoals het einde van de arbeidsdeling (ieder mens is met verschillende taken bezig) en het uitwissen van sociale klassen, zijn duidelijke voorbeelden van dit eenwordingsproces aan het werk. In het vervolg van deze studie zal ik me vooral bezighouden met het aantonen van de segmentatie die zo’n remedie vereiste.14
Noten
- Dezelfde ‘logische geografie’ zien we in het hele scala van ‘dubbelhoofdige’ bijvoeglijke naamwoorden waarmee Marx zijn tijdgenoten overlaadde. Hoe kan hij de situatie van de arbeider beschrijven als ‘degradatie’, ‘ontmenselijking’ en ‘fragmentatie’, en de arbeider zelf als ‘ontredderd’, ‘gedwarsboomd’ en ‘gebroken’? Alleen omdat hij zich, hoe onnauwkeurig ook, bewust is van hun tegenstellingen.
- Dat het communisme de maatstaf is waaraan Marx de vervreemding in het heden toeschrijft, blijkt duidelijk uit het volgende: De gemeenschap waarvan de arbeider geïsoleerd is, is een gemeenschap van heel andere dimensies dan de politieke gemeenschap. De gemeenschap waarvan zijn eigen arbeid hem scheidt, is het leven zelf, het fysieke en intellectuele leven, de menselijke moraal, de menselijke activiteit, het menselijk genot, de menselijke essentie. Kritische Randglossen’, Werke, I, 408. ‘Menselijk’, zullen we ons herinneren, is een bijvoeglijk naamwoord dat Marx gewoonlijk reserveert voor het beschrijven van het communisme.
- Handschriften, 1844, p. 170. Hij stelt ook dat ‘het bestaan van religie het bestaan van een gebrek is’. Zur Judenfrage’, Werke, I, 352.
- Handschriften, 1844, p. 109. Op een zo breed mogelijk vlak, en met het communisme duidelijk voor ogen, definieert Lichtheim ‘vervreemding’ terecht als ‘het niet bereiken van deze zelfverwerkelijking’. George Lichtheim, Marxism (Londen, 1965), p. 44.
*Voor de meeste doeleinden kunnen ‘vervreemding’ (Entäusserung) en ‘vervreemding’ (Entfremdung) als synoniemen worden beschouwd. Het verschil in nadruk dat soms door deze termen wordt gesuggereerd, zal pas in de loop van de volgende bespreking duidelijker worden. - Handschriften 1844, p. 126.
- Bij één gelegenheid, zegt Marx, komt vervreemding tot uiting ‘in het feit dat alles in zichzelf iets anders is dan zichzelf, dat mijn activiteit iets anders is…’ Ibid.
- Pre-kapitalistische economische formaties, blz. 86-7.
- 1844 Manuscripten, p.75; ibid. p. 91.
- Ibid. p. 86. Elders noemt Marx het proletariaat ‘abstracte individuen’ omdat hen de productiekrachten zijn ontnomen. Hij beweert dat ze daardoor beroofd zijn van ‘alle werkelijke levensinhoud’. De Duitse Ideologie, p. 66.
- De heilige familie, p. 157.
- Handschriften uit 1844, p. 169-70.
- Marx beweert: “De van zichzelf vervreemde mens is ook de denker die vervreemd is van zijn essentie, dat wil zeggen van de natuurlijke en menselijke essentie. Zijn gedachten zijn daarom vaste mentale vormen of geesten die buiten de natuur en de mens wonen. Ibid. p. 168.
- Ibid. p. 103-3. Zie ook, ‘Zur Judenfrage’, Werke, I, 370.
- Van de vele recente werken over Marx’ vervreemdingstheorie zijn drie van de meest competente: Calvez’ la Pensée de Karl Marx, Kostas Axelos’ Marx penseur de la technique (Parijs, 1961), en Ivan Mészáros’ Marx’ Theory of Alienation (Londen, 1970). Dit laatste boek bevat waarschijnlijk de beste bespreking van de oorsprong van het begrip “vervreemding”. In vrijwel al deze werken wordt de lezer echter weinig hulp geboden bij het begrijpen van Marx’ woordenschat, en wordt de vervreemdingstheorie gebruikt om het communisme te helpen verklaren in plaats van omgekeerd. De hierna volgende uiteenzetting onderscheidt zich vooral door de centrale rol die wordt toegekend aan Marx’ opvatting van de menselijke natuur (zoals eerder geconstrueerd), het gebruik van Marx’ visie op het communisme als hulpmiddel om vervreemding te begrijpen en vooral door mijn nadruk op de interne relaties tussen alle onderdelen van de theorie, inclusief de belangrijkste concepten.