Wat betekent het om door God geroepen te worden?
Is het iets dat slechts enkelen overkomt, of is het een deel van ons leven als christenen? Zowel de oudtestamentische als de nieuwtestamentische teksten voor deze week richten zich op de roeping van God en helpen ons Gods roeping op ons eigen leven te begrijpen.
De oudtestamentische les uit 1 Samuël speelt zich vroeg in het leven van het land af. Israël had sterke leiders gekend in Mozes en Jozua. Na hun vestiging in het land worden de Israëlieten geleid door een reeks rechters die in moeilijke tijden opstaan. Op dit punt is Israël nog geen georganiseerde natie. Als het boek Rechters ten einde loopt, dreigen stammenoorlogen het volk zelfs uiteen te scheuren. De boeken Jozua en Rechters laten zien dat de zaken verre van perfect zijn, ook al is het volk in het beloofde land.
1 Samuël opent niet in de zalen van de macht, maar in het huis van een man die alleen hier wordt herinnerd. Elkanah is met twee vrouwen getrouwd, en Hannah, zijn favoriete vrouw, is onvruchtbaar. Dit thema is bekend, en weerspiegelt een andere tijd waarin onvruchtbaarheid Gods belofte in twijfel trok met de matriarchen Sarah en Rachel. We worden eraan herinnerd dat wat persoonlijke huiselijke beslissingen lijken te zijn, ook wereldwijde gevolgen hebben als je het over de hele geschiedenis bekijkt. Hannah smeekt God om een kind, en tijdens haar gebed ontmoet zij de priester Eli die haar niet bepaald geruststelt. Hij beschuldigt de biddende vrouw ervan dronken te zijn! Ondanks deze eerste ontmoeting, vertelt Eli Hannah dat haar gebed verhoord zal worden. Hannah krijgt haar langverwachte kind en doet wat ze beloofd heeft. Ze geeft het kind aan de HEER. De jongen, Samuel, blijft bij Eli op de heilige plaats in Shiloh.
Dit gezin mag ons vreemd voorkomen, maar het was gebruikelijk voor die tijd. Ook Hannah’s belofte lijkt misschien onbezonnen, maar de toewijding van haar zoon aan de Heer is verwant aan het sacrament van de doop of de toewijding van een zuigeling. In het doopsel bevestigen we Gods zegen en roeping over het leven van een kind. Wij bevestigen, net als Hannah, dat onze kinderen niet van ons zijn, maar door God aan ons zijn gegeven. Alle kinderen ontwikkelen hun eigen relatie met God, en het is onze verantwoordelijkheid om die relatie te koesteren, zodat die groeit naarmate het kind groeit.
In de focustekst leeft Samuël in een hachelijke tijd waarin “het woord van de HEER zeldzaam was” (vers 1). Deze situatie is een voortzetting van het probleem aan het eind van het boek Rechters, waar “het hele volk deed wat goed was in zijn eigen ogen” (Rechters 21:25). Inderdaad, 1 Samuël 2 spreekt over hoe de zonen van Eli deden wat goed was in hun eigen ogen in hun werk als priesters (1 Samuël 2:11-17). De tijden zijn zo donker als de nacht die valt aan het begin van het verhaal.
De jongen, Samuël, ligt in de tempel met de ark van het verbond in bed terwijl Eli in een andere kamer slaapt. De jongen hoort een stem roepen en staat drie keer op en gaat naar Samuel om te vragen wat hij wil. Intussen weten wij dat het God is die de jongen roept, maar hij niet. Zelfs Eli begrijpt niet meteen wat er gebeurt. Maar uiteindelijk zegt Eli tegen de jongen dat hij tot de Heer moet spreken. De lezing van het lectionarium eindigt bij vers tien met Samuël die doet wat Eli hem zegt.
Er zijn verschillende trajecten in dit verhaal. Het eerste is het gemak waarmee we Gods roeping kunnen missen, of die kunnen toeschrijven aan een mens. De meeste mensen die over hun roeping spreken, beschrijven niet een grote ontwrichting in hun leven. In plaats daarvan spreken zij van een stil, langzaam ontwaken – misschien tot een leven van dienstbaarheid of een onrechtvaardigheid die aangepakt moet worden. Net als Samuël vertellen zij vaak over een periode van onzekerheid over waartoe zij geroepen zijn om te doen of te zijn. Ook had Samuël Eli nodig om hem uit te leggen wat deze roerselen betekenen. Er zijn vaak anderen in ons leven nodig om ons te helpen de roeping die God voor ons heeft, te begrijpen.
Een tweede richting is om ons te richten op Samuël als de buitenstaander in het verhaal. De zonen van Eli stammen uit de priesterlijke lijn, en het is hun geboorterecht om in de tempel te dienen. Toch hebben zij niet rechtvaardig gehandeld. Zij hebben hun positie gebruikt voor persoonlijk gewin in plaats van dienst aan de Heer. Door de Bijbel heen kiest God niet altijd de verwachte personen. Jakob, Jozef, Mozes en David waren allemaal onwaarschijnlijke keuzes. Jezus roept vissers en arbeiders om als discipelen te dienen in plaats van de priesters en profeten van Jeruzalem. Macht en positie in de kerk of de gemeenschap zijn geen garantie voor een gelijkwaardige plaats in Gods wereld. Allen, ook buitenstaanders, krijgen taken in Gods koninkrijk.
Het derde punt van dit verhaal vereist dat de tekst doorloopt tot het einde van het hoofdstuk. Door te eindigen bij vers 10 wordt het belangrijkste punt van dit hoofdstuk gemist! Net zoals het binnengaan van het beloofde land geen garantie was voor een volmaakt leven, geldt dat ook niet voor Gods roeping om te dienen. Gods woorden aan Samuël waren moeilijk om te horen en nog moeilijker om met anderen te spreken, want ze hielden een oordeel in over Eli’s eigen kinderen. Net als bij Samuël, Jesaja en Jeremia gaat het er bij Gods roeping vaak om, menselijke systemen te veranderen die gebroken zijn en die ons op moeilijke paden brengen.
De roeping van God komt wanneer we die het minst verwachten en vaak tot degenen die we het minst verwachten. God is altijd de God van verrassingen. Wij, als kerk, moeten zijn als Eli en iedereen aanmoedigen om de stem te horen die hen roept om te worden tot alles wat zij zijn geschapen om te zijn. Tegelijkertijd helpen we elkaar om de waarheid te zeggen, zelfs als de waarheid moeilijk te horen is.