Doel: Met het toenemend gebruik van schouderartroscopie, is de diagnose van glenoid labrum laesies steeds gebruikelijker geworden. Echter, een lichamelijk onderzoek manoeuvre dat een definitieve klinische diagnose van een glenoid labrum scheur, en meer specifiek een SLAP laesie, zou toestaan is ongrijpbaar geweest. Deze studie correleerde de resultaten van vaak gebruikte onderzoeksmanoeuvres met bevindingen bij schouderarthroscopie. De werkhypothese was dat 7 vaak gebruikte klinische testen, alleen of in logische combinaties, diagnoses zouden opleveren met een betrouwbaarheid groter dan de aanvaarde standaarden voor magnetische resonantie beeldvorming artrografie; d.w.z., een sensitiviteit en specificiteit groter dan 95%.
Type studie: Consecutieve steekproef, gevoeligheid-specificiteit studie.
Methoden: Zestig schouders die artroscopie ondergingen voor een verscheidenheid aan pathologieën werden onderzocht voor de operatie. Alle proefpersonen ondergingen de Speed test, een anterior apprehension manoeuvre, Yergason test, O’Brien test, Jobe relocation test, de crank test, en een test voor gevoeligheid van de bicipitale groef. De onderzoeksresultaten werden vergeleken met chirurgische bevindingen en geanalyseerd op sensitiviteit en specificiteit voor de diagnose van SLAP-laesies en andere glenoidlabrale scheuren.
Resultaten: De resultaten van de O’Brien test (63% sensitief, 73% specifiek) en Jobe verplaatsingstest (44% sensitief, 87% specifiek) waren statistisch gecorreleerd met de aanwezigheid van een scheur in het labrum en de apprehension test benaderde statistische significantie. Het uitvoeren van alle 3 tests en het aanvaarden van een positief resultaat voor een van hen verhoogde de statistische waarde, hoewel de sensitiviteit en specificiteit nog steeds teleurstellend laag waren (72% en 73%, respectievelijk). De andere 4 testen bleken niet bruikbaar te zijn voor labrumscheuren, en geen van de testen of combinaties waren statistisch valide voor specifieke detectie van een SLAP laesie.
Conclusies: Klinische testen zijn nuttig in het versterken van een diagnose van een glenoid labralesie, maar de sensitiviteit en specificiteit zijn relatief laag. Een beslissing om tot operatie over te gaan mag dus niet alleen op klinisch onderzoek worden gebaseerd.