Aders zijn bloedvaten die zuurstofarm bloed van de haarvaten terugvoeren naar het hart. In de menselijke anatomie stroomt het bloed uit een aantal kleinere aders, die uitmonden in de cefalische ader. Dit is de grote ader in de bovenarm die loopt van de hand naar de schouder, langs de buitenrand van de bicepsspier. Zij loopt tussen de deltaspier en de grote borstspier door, via de “deltopectorale groef”, door de deltopectorale driehoek. Zij mondt uiteindelijk uit in de axillaire ader. Bij de meeste mensen is het gemakkelijk om een grote canule in deze ader te brengen. Dit is te danken aan de grote omvang van de ader, de zichtbaarheid ervan door de huid heen, en de redelijk constante ligging in de deltopectorale groef. Canules zijn flexibele buizen die worden gebruikt om vloeistof af te voeren. Zij kunnen ook worden gebruikt om intraveneuze geneesmiddelen toe te dienen. De cefalische ader is een van de meest gebruikte aders voor intraveneuze katheters. Door de nabijheid van de nervus radialis wordt deze echter soms beschadigd bij het inbrengen van de ader.