Caisson, in de techniek, doosvormige structuur die wordt gebruikt bij bouwwerkzaamheden onder water of als fundering. Het is meestal rechthoekig of cirkelvormig van plan en kan tientallen meters in diameter zijn.
Een dooscaisson, open aan de bovenkant en gesloten aan de onderkant, wordt gewoonlijk op het land gebouwd, vervolgens te water gelaten, op zijn plaats gedreven en afgezonken op een vooraf voorbereide fundering, waarbij de bovenrand boven het waterniveau blijft. Het dient als een geschikt omhulsel voor een pier, zeewering, golfbreker, steiger, of soortgelijke werken, en blijft permanent op zijn plaats op de zeebodem.
Een open caisson, open aan zowel de onder- als de bovenkant, is voorzien van een snijdende onderrand, die het afzinken door zacht materiaal vergemakkelijkt, terwijl er binnenin wordt gegraven door een honingraat van grote pijpen, of baggerputten. Naarmate het uitgraven vordert en de caisson zinkt, worden extra secties toegevoegd aan de schacht erboven. Dit proces wordt voortgezet tot de caisson tot de vereiste diepte is gezonken. Een vloer, gewoonlijk van beton, wordt gelegd om de bodem af te dichten. De baggerputten kunnen vervolgens met beton worden gevuld om de constructie te voltooien.
Pneumatische caissons zijn vergelijkbaar met open caissons, behalve dat ze zijn voorzien van luchtdichte schotten boven de snijkant. De ruimte tussen het schot en de snijkant, de werkkamer genoemd, wordt onder druk gezet in de mate die nodig is om de instroom van grond en water te controleren; het graafwerk kan dus worden uitgevoerd door arbeiders die in de werkkamer onderin de caisson werken.