Wist u dat spinnen behoren tot het phylum dat bekend staat als antropoden? De meeste mensen denken dat spinnen insecten zijn, maar dat zijn ze niet. Ze behoren tot de vier antropoden die spinachtigen worden genoemd. De andere drie zijn de myriapoden, de schaaldieren en de insecten.
In de familie van de spinachtigen zijn er spinnen, schorpioenen, teken en mijten. Spinnen zijn niet de enige spinachtigen met acht poten. Schorpioenen en andere spinachtigen hebben ook vier paar poten.
Spinnenpoten
Spinnenpoten zijn in totaal acht in getal en deze wezens kunnen zich nog voortbewegen en overleven, zelfs als ze een ledemaat verliezen. Volgens wetenschappers hebben spinnen meer poten dan ze nodig hebben. Zij kwamen tot deze conclusie na studies van in het wild gevangen spinnen die een of twee poten misten. Deze spinnen waren nog steeds in staat zich voort te planten, webben te bouwen die vergelijkbaar waren met die van hun achtpotige soortgenoten en even effectief te jagen.
Dat gezegd hebbende, kunnen spinnen het zich niet veroorloven te veel poten te verliezen. In feite lijkt twee de limiet te zijn, omdat spinnen met minder poten niet in het wild overleven. Ze bouwden minder gestructureerde webben en hun jachtspel was uit. Ze konden ook niet snel genoeg aan roofdieren ontsnappen.
Als een spin haar poten verliest, doet ze dat op het vooraf bepaalde breekpunt, dat meestal dicht bij het lichaam zelf ligt. De breekpunten hebben de natuurlijke eigenschap om zich dicht te klemmen om te voorkomen dat de spin leegbloedt door het verlies van een ledemaat. Ze hebben een speciale spiergroep die het dichtklemmen vergemakkelijkt. Het proces van het vrijwillig verliezen van een ledemaat wordt autonomie genoemd.
Spinnen hebben het vermogen om die poot na verloop van tijd weer aan te laten groeien, zolang het verlies hun vermogen om te jagen en zich te verplaatsen niet belemmert. Daarom is het verlies van meer dan één ledemaat gevaarlijk voor spinnen in het wild.
Hoe werken spinnenpoten?
Omdat spinnen voornamelijk terrestrische wezens zijn, bewegen ze zich het grootste deel van de tijd over de grond. Ze gebruiken hun poten om zich voort te bewegen, maar ook om hun prooi vast te zetten tijdens de jacht. Bij het gebruik van haar poten maakt de spin gebruik van zowel haar spieren als haar bloedsomloop. Spinnenbloed, ook wel hemolymfe genoemd, wordt in de poten gepompt, waardoor ze naar buiten uitzetten en gemakkelijker bewegen. Om ze terug naar binnen te bewegen, trekken de spieren van de spin ze samen waardoor het hemolymfe terug in de lichaamsholte wordt geduwd.
Dit natuurlijke eb en vloed van hemolymfe is cruciaal voor de beweging. Daarom klemt de spin, als ze een ledemaat verliest, snel het aangetaste gewricht af om te veel bloedverlies te voorkomen. En de hydraulische beweging heeft niet de hulp van buig- en strekspieren die insecten en andere schepsels met ledematen wel hebben.
Om van links naar rechts te bewegen, verminderen of verhogen zij instinctief hun lichaamsdruk om elke paar fracties van een seconde wat hemolymfe naar de ledematen te laten stromen om deze beweging tot stand te brengen. Naast het aandrijven van hun bewegingen, drijft het uitdrijven van het spinnenbloed uit de holte, gecombineerd met de hydraulica, hun genitaliën aan voor de paring.