Klassieke versus lage dwarse keizersnede
Wat is een klassieke keizersnede?
De klassieke keizersnede was ooit de standaardmanier om een keizersnede uit te voeren, maar is in gebruik vervangen door de lage dwarse baarmoederinsnijding, behalve in geval van uiterste nood.
Bij een klassieke keizersnede maakt de arts een incisie of snede in het bovenste of weeënopwekkende deel van de baarmoeder. Dit geeft veel meer toegang tot de baby. Van oudsher wordt dit in noodsituaties gedaan, zodat veel artsen dachten dat dit de snelste en gemakkelijkste manier was om de baby ter wereld te brengen. Later ontdekten artsen echter dat dit type incisie zowel voor de moeder als voor de baby extra risico’s met zich meebracht.
Nu we het er toch over hebben, verwar de manier waarop in je huid wordt gesneden niet met de manier waarop in je baarmoeder wordt gesneden. We hebben het hier over het uitsnijden van de baarmoeder, niet over de incisie in de huid die je ziet; verwarrende, maar belangrijke verschillen.
Omdat een arts je buitenste huid op en neer snijdt of een bikinisnede (zijwaarts) maakt, betekent niet dat hij op dezelfde manier in je baarmoeder snijdt. Aan de snede in de buitenhuid kun je niet zien hoe je baarmoeder is doorgesneden, en dat maakt later wel uit als je van plan bent volgende bevallingen te doen.
Het oude gezegde was eens een keizersnede, altijd een keizersnede, wat meestal gold voor de klassieke keizersnede en betekende dat je bij latere bevallingen altijd een keizersnede moest doen. Dat dictaat geldt echter niet altijd voor een lage dwarskeizersnede.
Risico’s van een klassieke keizersnede
Wanneer een klassieke keizersnede wordt uitgevoerd, is het gebied dat wordt doorgesneden meestal gespierd, zodat wanneer zich een litteken vormt, het litteken zwakker blijkt te zijn bij bevallingen bij een volgende zwangerschap. Dit voorspelt niet veel goeds voor de pogingen van een moeder om bij volgende bevallingen een vaginale bevalling te doen, uit vrees dat het litteken tijdens de bevalling zou kunnen scheuren. Bij toekomstige bevallingen bestaat dus het risico dat de baarmoeder scheurt.
Als de baarmoeder scheurt, kan de moeder inwendig bloeden en kan de baby zich een weg banen door de eerdere incisie of het litteken. In dat geval wordt de placenta aangetast, en kan de baby sterven. De moeder kan ook sterven. Het totale risico van een baarmoederbreuk is minder dan één procent bij vrouwen die nog nooit een operatie aan de baarmoeder hebben ondergaan (bijvoorbeeld een eerdere baby die door dit type keizersnede is geboren).
Bij vrouwen die bij een eerdere bevalling een klassieke keizersnede hebben ondergaan, stijgt het risico van een baarmoederbreuk echter tot 20-25 procent bij volgende zwangerschappen en vaginale bevallingen. Daarom raden de meeste artsen aan om bij volgende bevallingen ook een keizersnede te laten uitvoeren.
Bij een vrouw met één laag-transversale keizersnede is het risico op een ruptuur bij volgende zwangerschappen daarentegen minder dan één procent. En dat is de echte reden dat verloskundigen de voorkeur geven aan de lage-transversale keizersnede.
Lage-transversale keizersnede
Bij een lage-transversale keizersnede (LTCS) snijdt de arts door het onderste deel van de baarmoeder, waarbij doorgaans niet hetzelfde weefsel wordt gebruikt als bij een klassieke keizersnede. Dit deel van de baarmoeder heeft minder spierweefsel en scheurt minder snel bij volgende bevallingen.
Er zijn nog steeds risico’s aan een LTCS, maar ze lijken minder groot van aard te zijn. Het litteken van de baarmoeder zal minder gemakkelijk scheuren, zoals we al suggereerden. Hoewel veel vrouwen na deze ingreep vaginaal kunnen bevallen, adviseren veel artsen toch om bij volgende bevallingen voor de zekerheid een keizersnede te ondergaan.