Aardbevingen kunnen ook ver van de randen van tektonische platen voorkomen, langs breuklijnen. Breuklijnen zijn scheuren in de lithosfeer die worden veroorzaakt door de spanningen die ontstaan als delen van een plaat (of twee platen) in verschillende richtingen bewegen. In dit geval wordt de aardbeving een ‘slip’ genoemd. Er zijn een aantal verschillende soorten breuken, maar de meeste kunnen in drie categorieën worden onderverdeeld: strek-slip breuken, normale breuken en stuwingsbreuken.
Strike-slip breuk
Een strike-slip breuk treedt op in een gebied waar twee platen langs elkaar schuiven. Ten opzichte van het grondoppervlak gaat de slip gepaard met zijwaartse beweging. Strike-slipbreuken komen voor in Californië, waarvan de San Andreasbreuk de bekendste is en veel krachtige aardbevingen heeft veroorzaakt.
Normale breuken
Normale breuken scheuren waar een rotsmassa naar beneden schuift en zich van een andere rotsmassa af trekt. Omdat deze platen langzaam uit elkaar splijten en van elkaar wegtrekken, ontstaan op deze manier normale breuken. Normale breuken worden geassocieerd met neerwaartse beweging op een hellende breuk als de twee platen uit elkaar bewegen. Het uitrekken van de aardkorst duidt op dit soort gebeurtenissen. Langs de diepe zeegolfruggen in de Atlantische Oceaan en de Stille Oceaan worden de grootste normale breuken gevormd. Stuwingsbreuken worden veroorzaakt doordat platen uit elkaar trekken en tegen continentale platen botsen.
Reverse of Stuwingsbreuken
Een stuwingsbreuk ontstaat wanneer platen worden samengeduwd. Hierbij is sprake van opwaartse beweging wanneer de twee platen tegen elkaar botsen en omhoog knikken. Dit soort gebeurtenissen betekent een samendrukking van de aardkorst.
Aardbevingsfocus
Het brandpunt van een aardbeving is het punt waar de druk zich opbouwt langs een breuklijn die diep onder de aardkorst breekt. Het punt direct boven het brandpunt wordt het epicentrum genoemd.