Veel Amerikanen tussen 45 en 65 jaar hebben last van aambeien. De grootte van de aambei, de trombose en de plaats (proximaal of distaal van de dentaatlijn) bepalen de mate van pijn of ongemak. Bij de anamnese en het lichamelijk onderzoek moet worden gelet op risicofactoren en klinische verschijnselen die wijzen op meer zorgwekkende ziekteprocessen. Inwendige hemorroïden worden traditioneel ingedeeld van I tot IV op basis van de mate van prolaps. Andere factoren zoals de mate van ongemak, bloeding, comorbiditeit en de voorkeur van de patiënt moeten helpen bij het bepalen van de volgorde waarin de behandelingen worden uitgevoerd. Medische behandeling (bv. stoelverzachters, lokale vrij verkrijgbare preparaten, lokale nitroglycerine), dieetaanpassingen (bv. meer vezels en water innemen) en gedragstherapieën (zitbadjes) zijn de belangrijkste pijlers van de initiële therapie. Als deze niet succesvol zijn, is behandeling van inwendige aambeien van graad I tot III met rubberbandligatie de voorkeursvolgende stap, omdat het een lager faalpercentage heeft dan infraroodfotocoagulatie. Open of gesloten (conventionele) hemorrhoidectomie leidt tot grotere chirurgische succespercentages, maar veroorzaakt ook meer pijn en een langer herstel dan de procedures in de praktijk; daarom moet hemorrhoidectomie worden gereserveerd voor recidiverende of hooggradige ziekte. Gesloten hemorrhoidectomie met diathermische of ultrasone snijapparatuur kan het bloeden en de pijn verminderen. Gestapelde hemorrhoidopexie brengt graad III of IV aambeien naar hun normale anatomische positie door het verwijderen van een band van proximaal slijmvliesweefsel; deze procedure heeft echter verschillende potentiële postoperatieve complicaties. Hemorroïdale aderligatie kan nuttig zijn bij aambeien van graad II of III omdat patiënten minder pijn kunnen ervaren en sneller herstellen. Excisie van getromboseerde uitwendige aambeien kan de pijn sterk verminderen indien uitgevoerd binnen de eerste twee tot drie dagen van de symptomen.